WERKING CONTROLEREN
Nadat u zich vertrouwd hebt gemaakt met de bedieningen van het voertuig en de instructies voor de bestuurder
hebt gelezen en begrepen, maakt u een proefrit. Gebruik de volgende lijst bij de inspectie van uw nieuwe voertuig
en ga dagelijks na of het juist werkt. Eventuele defecten mogen uitsluitend hersteld worden door uw Club Car-
dealer of een getrainde monteur.
• Vooruit-/achteruithendel: Controleer of het goed werkt. Zie Bedieningen en aanwijzers op pagina 22.
• Remmen: Verifieer dat ze goed werken. Wanneer het rempedaal met matige kracht volledig wordt ingedrukt,
mag het niet meer dan halfweg tot de vloer gaan. Het voertuig moet vlot en zonder te slippen tot stilstand
komen. Indien het rempedaal verder dan de helft kan worden ingedrukt of het voertuig slipt of niet stopt,
moet u het remsysteem laten controleren en zo nodig bijstellen. Het remsysteem moet altijd zo afgesteld zijn
dat het pedaal beslist niet tot tegen de vloer ingedrukt kan worden.
• Parkeerrem: Druk matig op de parkeerremhendel. De spanning vermeerdert naarmate aan de hendel wordt
getrokken. De ingeschakelde parkeerrem moet de wielen blokkeren en het voertuig immobiliseren (op
hellingen tot maximum 20%).
• Noodstopschakelaar: Druk op de knop en keer daarna terug in de opwaartse stand.
• Achteruitzoemer: Wanneer de vooruit-/achteruithendel in ACHTERUIT (R) staat, geeft de achteruitzoemer
een waarschuwingssignaal.
• Besturing: Het voertuig moet gemakkelijk te besturen zijn, zonder speling op het stuur.
• Gaspedaal: Wanneer het contactslot op AAN staat en de vooruit-/achteruithendel op VOORUIT (F), moet bij
het indrukken van het gaspedaal de motor starten en moet het voertuig vlot de maximumsnelheid bereiken.
Bij het loslaten van het pedaal moet het naar de oorspronkelijke stand terugkeren en de motor moet
stoppen. Alle Club Car-voertuigen hebben in R (achteruit) een lagere snelheid.
• Algemeen: Luister of u geen ongewone geluiden, zoals geknars of geratel, hoort. Controleer het rijgedrag
en de prestaties van het voertuig. Laat alle afwijkingen controleren door uw Club Car-dealer of een getrainde
monteur.
RIJ-INSTRUCTIES
Lees GEVAAR en WAARSCHUWING op pagina 9.
Niemand mag het voertuig besturen zonder zich vertrouwd te hebben gemaakt met de werking en het juiste
gebruik van de bedieningen. Beginnende chauffeurs moeten een proefrit maken onder begeleiding van een
ervaren bestuurder voordat zij het voertuig alleen gaan besturen. Alleen zij die een geldig rijbewijs hebben, mogen
dit voertuig besturen.
Om het veilige gebruik van het voertuig te verzekeren, moet u alle volgende procedures stipt en in de juiste
volgorde volgen. Lees alle instructies en zorg dat u ze begrijpt voor u het voertuig bestuurt.
HET VOERTUIG STARTEN
1. Zorg dat de eventuele lading goed vastzit.
2. Bestudeer de bedieningen en zorg dat u de werking ervan begrijpt.
3. Zorg ervoor dat iedereen zit en zich vasthoudt aan de armsteunen of de relingen. De bestuurder moet beide
handen op het stuur houden.
4. Lees de veiligheidswaarschuwingen op het dashboard en/of boven de pedalen.
5. Zorg dat de wielen in de gewenste richting gedraaid zijn. Controleer of de weg vrij is.
6. Draai de sleutel in de stand AAN.
7. Kies de rijrichting door de vooruit-/achteruithendel in de gewenste stand te plaatsen (
achteruit). Wanneer de vooruit-/achteruithendel in ACHTERUIT (R) staat, geeft een zoemer een
waarschuwingssignaal.
8. Laat het parkeerpedaal los en druk langzaam het gaspedaal in. Als u het gaspedaal blijft indrukken, gaat het
voertuig sneller rijden tot het de maximumsnelheid bereikt.
pagina 26
Handleiding voor de eigenaar van een Carryall elektrische transportwagen 2004
Rij-instructies
= vooruit,
=