Elektrische aansluiting – algemeen
van kunstvezel (bijv. fleece truien) en dergelijke, voordat u met de werk-
zaamheden begint.
Een goede ESD-beveiliging bij het werken met elektronica biedt een op
de aarde aangesloten geaarde armband. Deze armband moet gedragen
worden, voordat de afgeschermde metaalzak/verpakking wordt ge-
opend, of voordat een gemonteerde printplaat wordt blootgelegd. De
armband moet gedragen worden, tot de printplaat weer in de afge-
schermde verpakking wordt gedaan of in een gesloten schakelkast is
aangesloten. Ook vervangen printplaten, die moeten worden teruggege-
ven, moeten op deze wijze worden behandeld.
8.4
Externe aansluitingen
Om inductieve invloeden te voorkomen, alle laagspanningskabels
(meetstroom) met 100 mm afstand tot stroomgeleidende 230 V- of
400 V-kabels installeren.
Gebruik voor het verlengen van de aansluitkabels van temperatuursen-
soren de volgende aderdiameters:
• tot 20 m kabellengte: 0,75 tot 1,50 mm
• tot 30 m kabellengte: 1,0 tot 1,50 mm
8.4.1
Externe aansluitingen
OPMERKING: Materiële schade door verkeerde aanslui-
ting!
Door de aansluiting op een verkeerde spanning of
stroomsterkte is schade aan elektrische componenten
mogelijk.
▶ Op externe aansluitingen van de binnenunit mogen
alleen componenten worden aangesloten, die voor
bedrijf met 5 V en 1 mA geschikt zijn.
▶ Wanneer koppelrelais nodig zijn, uitsluitend relais
met verguldecontacten gebruiken.
De externe ingangen I1 en I4 kunnen voor de afstandsbediening van af-
zonderlijke functies van de bedieningseenheid HMC300 worden ge-
bruikt.
De functies, die door de externe ingangen worden geactiveerd, worden
in de handleidingen van de bedieningseenheid HMC300 beschreven.
De externe ingang wordt op een handmatige schakelaar of een besturing
met 5 V-relaisuitgang aangesloten.
8.5
Accessoires
Op de CAN-BUS aan te sluiten accessoires, bijvoorbeeld vermogenscon-
trole, wordt op de installatieprintplaat HC100 in de binnenunit parallel
aan de CAN-BUS-aansluiting voor de buitenunit aangesloten.
CAN-BUS: voor accessoires moeten alle 4 aansluitingen
worden gebruikt; "Out 12 V DC" moet dus op de installa-
tieplaat HC100 worden aangesloten.
Maximale kabellengte: 30 m
Minimaal bereik: Ø =0,75 mm
8.6
EVU
De blokkering voor energiebedrijven (EVU) heeft drie niveaus: EVU 1
blokkeert zowel de compressor in de buitenunit als de elektrische warm-
tepomp in de binnenunit. EVU 2 blokkeert alleen de compressor. EVU 3
blokkeert alleen de elektrische warmtepomp. Voor binnenunits zonder
elektrische warmtepomp is EVU 2 de enige optie. Door gebruik te maken
van een van deze drie niveaus kan de stroomvoorziening tussen verschil-
lende gebruikers in balans worden gebracht op piekmomenten in het
elektriciteitsnet.
Het EVU-relais met 3 hoofdcontacten en 1 hulpcontact moet overeen-
komstig het vermogen van de elektrische bijverwarming zijn gedimensi-
oneerd. Het relais moet door de installateur of het energiebedrijf worden
geleverd. De bedieningseenheid HMC300 heeft een potentiaalvrij ope-
EnviLine A/W Split E/B • 6 720 816 445 (2015/06)
2
2
2
nen/sluiten signaal nodig overeenkomstig de instellingen van de bedie-
ningseenheid HMC300. Bij een actieve EVU verschijnt op het display van
de bedieningseenheid HMC300 een bijbehorend symbool.
8.7
Smart Grid
De buitenunit is Smart Grid Ready. De EVU-uitschakeling is een deel van
deze functionaliteit.
Met de EVU-uitschakeling kan het energiebedrijf de buitenunit uitscha-
kelen. De Smart-Grid-functie breidt de ingrijpmogelijkheden van het
energiebedrijf uit doordat deze de buitenunit op bepaalde tijden een
startcommando kan geven, bijvoorbeeld wanneer voordelige stroom be-
schikbaar is.
Naast de aansluiting voor de EVU-uitschakeling is een tweede aansluiting
van de huisaansluitkast naar de buitenunit nodig, om de Smart-Grid-
functionaliteit te gebruiken.
Opmerking: neem contact op met uw energiebedrijf voor het mogelijke
gebruik van de Smart-Grid-functie.
De Smart-Grid-functionaliteit is automatisch ingeschakeld, wanneer de
externe ingang 1 voor de EVU-uitschakeling is geconfigureerd.
Het verwarmingssysteem moet een buffervat en uitsluitend gemengde
cv-circuits bevatten, zodat een startcommando van kracht kan worden.
De buitenunit werkt afhankelijk van de signalen, die het energiebedrijf
via de twee Smart-Grid-verbindingskabels overdraagt.
• Deze wordt uitgeschakeld conform de EVU-uitschakeling 1/2/3.
• Deze werkt normaal conform de warmtevraag uit het verwarmingssy-
steem.
• Of ontvangt een startcommando, om het buffervat te laden. Een la-
ding kan echter alleen plaatsvinden, wanneer de temperatuur in het
buffervat onder de maximale tempratuur ligt die door de buitenunit
kan worden bereikt. Anders blijft de buitenunit uitgeschakeld.
8.8
Binnenunit aansluiten
3
1
Afb. 15 Mantel afnemen
▶ Neem de mantel weg.
8
4
3
1
2
6 720 814 475-13.2I
21