7
Algemene installatie-instructie
7.11.2 3-wegklep (accessoire)
Bij installatie-oplossingen met boiler is een 3-wegklep (VW1) nodig. De
aansluiting van de 3-wegklep wordt in een afzonderlijke handleiding be-
schreven.
7.11.3 Bivalente boiler voor gebruik van zonne-energie
Een bivalente boiler voor het gebruik van zonne-energie is als accessoire
leverbaar. Handleidingen voor de installatie en het gebruik worden met
de boiler meegeleverd.
7.11.4 Warmwatercirculatiepomp PW2 (accessoire)
De pompinstellingen worden op de bedieningseenheid van de binnen-
unit uitgevoerd ( handleiding bedieningseenheid HMC300).
7.12
Temperatuursensor monteren
In de fabrieksinstelling regelt de bedieningseenheid HMC300 de aan-
voertemperatuur automatisch afhankelijk van de buitentemperatuur.
Voor nog meer comfort kan een kamerthermostaat worden geïnstal-
leerd. Wanneer koelbedrijf moet worden gerealiseerd, is een kamerther-
mostaat absoluut noodzakelijk.
7.12.1 Kamerthermostaat (accessoire, zie afzonderlijke handlei-
ding)
Wanneer de kamerthermostaat na de inbedrijfname van
de installatie wordt geïnstalleerd, moet deze in het inbe-
drijfnamemenu als bedieningseenheid voor het betref-
fende cv-circuit worden ingesteld ( handleiding
bedieningseenheid HMC300).
▶ Kamerthermostaat monteren ( handleiding van de kamerthermos-
taat).
▶ Kamerthermostaat in de schakelkast van de binnenunit op klem EMS
aansluiten.
▶ Kamertemperatuur conform de handleiding van de bedieningseen-
heid HMC300 instellen.
Wanneer op de EMS-klem al een component is aangesloten, de aanslui-
ting conform afb. 11 op dezelfde klem parallel uitvoeren. Wanneer in de
installatie meerdere EMS-modules worden geïnstalleerd, deze conform
afb. 17, hoofdstuk 8.9 aansluiten.
Afb. 11 EMS-aansluiting op installatieprintplaat HC100
7.12.2 Aanvoersensor T0
De temperatuursensor behoort tot de leveringsomvang van de binnen-
unit.
18
▶ Temperatuursensor 1–2 meter achter de 3-wegklep of op de boiler,
indien aanwezig, monteren.
▶ Aanvoertemperatuursensor in de schakelkast van de binnenunit op
klem T0 aansluiten.
7.12.3 Buitentemperatuursensor T1
Een buiten geïnstalleerde temperatuursensorkabel moet minimaal aan
de volgende eisen voldoen:
Kabeldiameter: 0,5 mm
Weerstand: max. 50 Ohm/km
Aantal aders: 2
▶ Sensor aan de koudste zijde van het huis monteren (normaal gespro-
ken de noordzijde).
Afb. 12 Aanbrengen van buitentemperatuursensoren
7.13
Met de bedieningseenheid HMC300 kan in de fabrieksinstelling een on-
gemengd cv-circuit worden geregeld. Wanneer meerdere circuits moe-
ten worden geïnstalleerd, is voor elk circuit een mengermodule nodig. Er
6 720 809 156-42.2I
kunnen maximaal 4 mengermodules per installatie worden geïnstal-
leerd.
▶ Mengermodule, menger, circulatiepomp en overige componenten
overeenkomstig de gekozen installatie-oplossing installeren.
Gebruik een afgeschermde kabel, wanneer de lengte van
de kabel van de temperatuursensor buiten meer dan
15 m is. De afgeschermde kabel moet in de binnenunit
worden geaard. De maximale lengte van de afgescherm-
de kabel is 50 m.
2
Meerder cv-circuits (accessoire mengermodule, zie
afzonderlijke handleiding)
EnviLine A/W Split E/B • 6 720 816 445 (2015/06)
N
NW
NE
W
E
SW
SE
S
6 720 809 156-23.1I