Algemene installatie-instructie
Een chemische behandeling als preventie van corrosie
moet door de installateur worden uitgevoerd.
7.4
CV-installatie spoelen
OPMERKING: Schade aan de installatie door resten in
de leidingen!
Resten en deeltjes in de cv-installatie beïnvloeden de
doorstroming en veroorzaken storingen.
▶ Spoel het leidingsysteem grondig door voor het aan-
sluiten van de binnenunit, om vreemde deeltjes daar-
uit te verwijderen.
De binnenunit is een onderdeel van een cv-installatie. Storingen aan de
binnenunit zijn mogelijk door een gebrekkige waterkwaliteit in de radia-
toren of slangen van de vloerverwarming of door een aanhoudend hoog
zuurstofgehalte in de installatie.
Door zuurstof worden corrosieproducten gevormd in de vorm van mag-
netiet en afzettingen.
Magnetiet heeft een slijpende werking, die in pompen, ventielen en com-
ponenten met turbulente stroming tot uiting komt, bijv. in de platenwis-
selaar in de binnenunit.
In cv-installaties, die regelmatig moeten worden bijgevuld of waarbij ge-
nomen watermonsters niet helder zijn, moeten voor de installatie van de
warmtepomp maatregelen worden genomen, bijvoorbeeld door inbou-
wen van magnetietfilters en ontluchters.
▶ Waarborg, dat de inwendige leidingoppervlakken schoon zijn en vrij
van schadelijke vervuiling, zoals zwavelverbindingen, oxiderende
stoffen, vreemde objecten of stof.
– Bewaar de te gebruiken koudemiddelleidingen niet in de buiten-
lucht.
– Verwijder de verzegeling van de leidinguiteinden pas vlak voor het
hardsolderen.
– Bij het installeren van de koudemiddelleidingen is absolute zorg-
vuldigheid vereist.
Stof, vreemde objecten en vocht in de koudemiddelleidingen kunnen
de oliekwaliteit beïnvloeden of uitval van de compressor veroorza-
ken.
▶ Herbruikbare restlengten koudemiddelleidingen na het inkorten di-
rect weer afsluiten.
7.5
Checklist
Elke installatie is individueel verschillend. De volgende
checklist bevat een algemene beschrijving van de aanbe-
volen installatiestappen.
Geadviseerd wordt de koudemiddelleidingen aan te slui-
ten voor de hydraulische aansluitingen.
1. Inkomende en uitgaande leidingen van de buitenunit monteren.
2. Lekwaterleiding van overstortventiel van de binnenunit monteren.
3. Aansluiting tussen buitenunit en de binnenunit maken (handlei-
ding van de buitenunit).
4. Binnenunit op de cv-installatie aansluiten (hoofdstuk 9.2.2 of
hoofdstuk 10.2).
5. Buitentemperatuursensor (hoofdstuk 7.12.3) en eventueel ka-
merthermostaat monteren.
6. CAN-BUS-kabels tussen buitenunit en binnenunit aansluiten
(hoofdstuk 8.2).
EnviLine A/W Split E/B • 6 720 816 445 (2015/06)
7. Eventuele accessoires monteren (mengermodule, zonnemodule, en-
zovoort).
8. Indien nodig EMS BUS-kabel op accessoire aansluiten
(hoofdstuk 8.1).
9. Boiler vullen en ontluchten.
10. voor de bedrijfsstart de cv-installatie vullen en ontluchten
(hoofdstuk 9.3.1 of hoofdstuk 10.3.1).
11.CV-installatie op het elektriciteitsnet aansluiten (hoofdstuk 8).
12. CV-installatie in bedrijf stellen. Daarvoor de benodigde instellingen
via de bedieningseenheid HMC300 uitvoeren (handleiding bedie-
ningseenheid HMC300).
13.CV-installatie ontluchten (hoofdstuk 11).
14.Controleer of alle sensoren correcte waarden weergeven
(hoofdstuk 14).
15.Deeltjesfilter controleren en reinigen (hoofdstuk 14).
16. Werking van de cv-installatie na de bedrijfsstart controleren
(hoofdstuk 12).
7.6
Isolatie
Alle warmtetransporterende leidingen moeten van een geschikte warm-
te-isolatie conform de geldende voorschriften worden voorzien.
OPMERKING: Materiële schade door vorst!
Bij stroomuitval kan het water in de leidingen bevriezen.
▶ Alle warmtetransporterende leidingen moeten van
een geschikte warmte-isolatie conform de geldende
voorschriften worden voorzien.
Bij koelbedrijf moeten alle aansluitingen en leidingen conform de gel-
dende voorschriften van een voor koeling geschikte isolatie worden
voorzien.
7.7
Bedrijf zonder buitenunit (standalone bedrijf)
De binnenunit kan zonder aangesloten buitenunit in bedrijf worden ge-
nomen, bijvoorbeeld wanneer de buitenunit pas later wordt gemon-
teerd. Dit wordt standalone-bedrijf genoemd.
In standalone-bedrijf gebruikt de binnenunit uitsluitend de geïntegreer-
de of de externe bijverwarming voor het verwarmen en voor de warmwa-
tervoorziening.
Bij inbedrijfname in standalone-bedrijf:
▶ Kies in het servicemenu «Warmtepomp» de optie «Standalone-be-
drijf» ( handleiding van de bedieningseenheid HMC300).
7.8
Installatie met koelbedrijf
OPMERKING: Materiële schade door vocht!
Alleen een binnenunit met geïntegreerde elektrische bij-
verwarming is voor het koelbedrijf onder het dauwpunt
voldoende tegen condensatie geïsoleerd.
▶ Binnenunits voor een externe bijverwarming (biva-
lente installaties) mogen niet voor koelbedrijf onder
het dauwpunt worden gebruikt.
Een voorwaarde voor het koelbedrijf is de installatie van
kamerthermostaat ModuLine 1000H (accessoire).
De installatie van een kamerthermostaat met geïnte-
greerde vochtsensor (accessoire) vergroot de betrouw-
baarheid van het koelbedrijf, omdat de
aanvoertemperatuur in dit geval automatisch via de be-
dieningseenheid HMC300 overeenkomstig het actuele
dauwpunt wordt geregeld.
7
15