Twee klanken (Tones) combineren/"layeren"
Bepalen welke tones er zullen
klinken (LAYER)
U kunt bepalen hoe de 1e en 2e tone gecombineerd worden,
door middel van de TONE ÒLAYERÓ-parameter in de Patch
Edit mode. Deze parameter laat u toe om enkel de 1e tone,
enkel de 2e of beide te activeren.
Met LAYER, gecombineerd met de [STRING SELECT]-toets,
kunt u elke snaar apart instellen.
U kunt bv. de snaren 1 tot 3 en 4 tot 6 groeperen, en dan voor
elke groep andere tones instellen.
De Layer-instellingen van de 1e en 2e
tones wijzigen
1. Selecteer de patch waarvoor u de LAYER-instelling wil
wijzigen en druk op [TONE] om naar Patch Edit mode
te gaan.
2. Selecteer ÒLAYERÓ met [PARAMETER].
fig.5-28
3. Kies met [STRING SELECT] welke snaar u wil
instellen.
Meer details over de ÒSTRING SELECTÓ-toets vindt u in
Voor elke snaar aparte instellingen maken (p. 35).
* Als u alle snaren tegelijk wil instellen, kies dan ÒALL.Ó
4. Kies met [VALUE] de gewenste instelling.
Mute:
De 1e noch de 2e tone weerklinkt.
1st Tone:
Enkel de 1e tone weerklinkt.
2nd Tone:
Enkel de 2e tone weerklinkt.
De 1e Žn de 2e tone weerklinken.
Both Tone:
Weak Detune:
Een klein beetje detuning.
Strong Detune: Een sterke detuning.
Details over detuning vindt u in ÒDetuning toepassen
(Subtiele Pitch Shift).Ó
5. Als u andere snaren wil instellen, herhaal dan de
stappen 3Ð4.
6. Druk op [WRITE] om de Patch Write uit te voeren
(p. 36).
* Nadat de Patch Write-handeling uitgevoerd is, keert u
automatisch terug naar de Play mode.
* Als u de Patch niet wil opslaan, druk dan op [PLAY] om terug
5. Klanken (Patches) instellen/wijzigen
te keren naar Play mode.
Detuning toepassen (Subtiele Pitch
Shift)
Als u in stap 4 van de vorige paragraaf (LAYER) ofwel
ÒWeak DetuneÓ of ÒStrong DetuneÓ kiest, worden zowel de
1e als de 2e tone gespeeld, met een detune-effect eraan
toegevoegd, dat de toonhoogte van elke tone lichtjes
verschuift. Met ÔStrong detuneÕ verkrijgt u een veel groter
toonhoogteverschil.
Met Detuning kunt u patches ÔdikkerÕ laten klinken. U kunt
een patch enorm vol laten klinken door de tones te
ontstemmen en ze links en rechts te ÔpannenÕ door de
COMMON ÒPAN MODEÓ-parameter (p. 41) in te stellen op
ÒCross TonesÓ en de tones links en rechts te plaatsen. Aan-
gezien detune een van de ÒLAYERÓ-instellingen is, kunt u
dit in combinatie met de ÒSTRING SELECTÓ-toets gebruiken
om de detuning voor elke snaar in te stellen (p. 35).
Transponeren per halve toon
(TRANSPOSE)
Normaal gezien is bij de GR-33 de toonhoogte van het synth-
geluid dezelfde als die van de gitaar. Wanneer nodig kunt u
deze toonhoogteverhouding wijzigen, in stapjes van een
halve toonÑdit noemen we Òtransponeren.Ó Door te
transponeren kunt u het geluid van de synthesizer met
verschillende intervallen verschuivenÑeen octaaf, een
kwint, e.d.Ñen dan het synth-geluid layeren met het
gitaargeluid.
Met de ingebouwde transpose-instelling kan u aparte
transpositie-instellingen maken voor de 1e (Ò1ST
TRANSPOSEÓ) en de 2e (Ò2ND TRANSPOSEÓ) tone.
Hierdoor kunt u een voller, dikker geluid verkrijgen, door
bv. beide synthesizergeluiden samen te transponeren, of
door de ene tone met een octaaf te verlagen en de andere met
een kwint te verhogen t.o.v. de toonhoogte van de gitaar.
In combinatie met de ÒSTRING SELECTÓ-toets kunt u de
transpositie voor elke snaar apart instellen.
De transpositie van de tone wijzigen
1. Selecteer de patch waarvoor u de TRANSPOSE-
instelling wil wijzigen en druk op [TONE] om naar de
Patch Edit mode te gaan.
2. Selecteer Ò1ST TRANSPOSEÓ met [PARAMETER].
* Als u de TRANSPOSE-instelling van de 2e tone wil wijzigen,
kies dan Ò2ND TRANSPOSE.Ó
* Met [TONE] kunt u afwisselen tussen Ò1ST TRANSPOSEÓ
en Ò2ND TRANSPOSE.Ó
51