5. Klanken (Patches) instellen/wijzigen
* Als u wah ŽŽn maal gebruikt, dan zou een patch met een
gedempt geluid kunnen blijven doorklinken, of zou er iets
anders merkwaardigs kunnen gebeuren, zelfs nadat u de wah-
pedaal hebt losgelaten. Als dit gebeurt, kies dan een andere
patch en roep dan opnieuw de gewenste patch op om terug het
oorspronkelijke geluid te krijgen.
Het Pitch Glide-type kiezen (GLIDE TYPE)
In de Pitch Glide die u verkrijgt door in Pedal Effect mode
pedaal 2 in te drukken, kunnen de breedte en de snelheid
van de toonhoogte op zeven verschillende manieren
veranderen, met zowel opwaartse als neerwaartse patronen.
Het Pitch Glide-type kiezen
1. Selecteer de patch waarvan u het effecttype wil
veraderen en druk op [COMMON] om naar Patch Edit
mode te gaan.
2. Selecteer ÒGLIDE TYPEÓ met [PARAMETER].
fig.5-20
3. Wijzig de instelling met [VALUE].
* Voor details, zie de volgende paragraaf: ÒVariaties voor
GLIDE TYPE.Ó
* Wanneer u instellingen maakt, speel dan op de gitaar en druk
op pedaal 2 om het effect te proberen.
4. Druk op [WRITE] om de Patch Write-handeling uit te
voeren (p. 36).
* Nadat de Patch Write is uitgevoerd, keert u automatisch terug
naar Play mode.
* Als u de Patch niet wil opslaan, druk dan op [PLAY] om terug
te keren naar Play mode.
44
* Als de wah ÒgeslotenÓ is, d.w.z. als het wah-effect te donker (of
gedempt) klinkt, stel ÒWAH TYPEÓ dan in op ÒNarrowWah 1
to 5Ó of op ÒR.NarrowWah 1 to 5Ó en regel dit verder af via de
ÒBRIGHTNESSÓ-instelling (p. 50).
* De toepassing van wah-effecten varieert naargelang de
geselecteerde tone.
Variaties voor GLIDE TYPE
Hieronder staan de zeven effecttypes waaruit u kan kiezen.
Deze werden ingesteld voor zowel Òpitch upÓ als Òpitch
downÓ, zodat u de keuze hebt uit 14 effecten. Zo wordt bv.
ÒUp Type 5ÕÓ aangeduid met ÒUp5Ó en ÒDown Type 3ÕÓ met
ÒDown3.Ó
Up1 (Down1):
Als u de pedaal indrukt, verschuift de toonhoogte tot een
zuivere kwart. Laat de pedaal los om terug te keren naar de
originele toonhoogte.
Up2 (Down2):
Net zoals bij Up1 (Down1) verschuift de toonhoogte tot een
zuivere kwart, maar dit gebeurt iets langzamer.
Up3 (Down3):
Als u de pedaal indrukt, verschuift de toonhoogte tot een
zuivere kwint. Laat de pedaal los om terug te keren naar de
originele toonhoogte.
Up4 (Down4):
Als u de pedaal indrukt, verschuift de toonhoogte een octaaf.
Laat de pedaal los om terug te keren naar de originele
toonhoogte.
Up5 (Down5):
Ook hier verschuift de toonhoogte een octaaf, maar dit
gebeurt iets langzamer. (De return time is dezelfde als bij
Up4 (Down4)).
Up6 (Down6):
Bij dit effect verschuift de toonhoogte een octaaf, maar zowel
de verschuiving als de terugkeer naar de originele
toonhoogte gebeurt langzamer.
Up7 (Down7):
Als u de pedaal indrukt, stijgt (of daalt) de toonhoogte
onmiddellijk met een octaaf.
* De grootte van de toonhoogteverandering wanneer ÒPitchÓ of
ÒTempo&PitchÓ toegewezen is aan een externe expressiepedaal
(p. 47), stemt ook overeen met de selectie in GLIDE TYPE
(kwart, kwint of octaaf).
* In de Pitch Glide-functie kan, naargelang de tone en het bereik,
de grootte van de toonhoogteverandering beperkt zijn.