5. Klanken (Patches) instellen/wijzigen
Een patch samenstellen: details
Elke patch is opgebouwd zoals getoond in de onderstaande figuur.
fig.5-01
A11
128 User Patches
A11 Ð D84
Tone Selection
#1 Ð #384
(Piano, Organ, etc.)
Tone Adjustment
¥Attack
¥Release
¥Brightness
Wat is een "Tone"?
Zoals getoond in bovenstaande figuur, kan u gelijk welke
twee van de 384 ingebouwde tonesÑde grondstof voor
synth-geluidenÑkiezen en ze in een patch gebruiken.
De twee tones in een patch noemen we de Ò1st toneÓ en de
Ò2nd tone.Ó
U kan de geselecteerde tones apart toewijzen aan individuele
snaren en ze over elkaar leggen (p. 51). U kan ook parameters
zoals attack (p. 49), release (p. 50), brightness (p. 50) en
transpose (p. 51) regelen. Bovendien kunt u ook voor elke
snaar apart een transpositie instellen (TRANSPOSE).
Naast de tones zelf kunnen ook de instellingen voor die
tones in patches worden opgeslagen.
Patches instellen en opslaan
Naast de tone-keuze en de snaartoewijzingen van een
patchÑalsook de tone-instellingenÑkan u de volgende en
andere items instellen en opslaan in een patch.
¥ Patchnaam (p. 38)
¥ Hoe efecten worden toegepast (p. 53)
¥ Arpeggiator-patronen en verwante instellingen (p. 76)
¥ Harmonist-instellingen (p. 80)
¥ Wat er gebeurt wanneer u een pedaal indrukt (p. 43)
¥ Program-nummers verzonden naar externe MIDI-
toestellen (p. 88)
¥ Transpositie van externe klankgenerators (p. 51)
Meer informatie over deze instellingen vindt u op de
paginaÕs waar bij elk item naar verwezen wordt.
128 Preset Patches
E11 Ð H84
2nd TONE
¥Layer
1st TONE
Layering of 1st and
2nd Tones
¥Transpose 1st
¥Transpose 2nd
It's possible to make settings
to each string individually.
¥1:2BALANCE
1st/2nd Level Balance
TONE
¥Arpeggio and harmony settings
TONE MIX
¥Reverb/Chorus settings
¥Multi FX settings
¥Patch Name and Level settings, etc.
¥Pan settings
¥Pedal settings
¥MIDI settings
Voor elke snaar aparte instel-
lingen maken (STRING SELECT)
Drie van de TONE-parametersÑÒLAYERÓ, Ò1ST
TRANSPOSEÓ en Ò2ND TRANSPOSEÑen de vier
COMMON-parametersÑÒMIDI [PC]Ó, ÒMIDI [CC0]Ó, ÒMIDI
[CC32]Ó en ÒMIDI [TRANSPOSE]ÓÑkunnen voor elke snaar
apart ingesteld worden door middel van de [STRING
SELECT]-toets.
Als u op [STRING SELECT] drukt, duidt de kleine display de
geselecteerde snaar als volgt aan.
fig.5-02
Alle snaren geselecteerd
Snaren 5 & 6 geselecteerd
Snaar 6 geselecteerd
Snaar 5 geselecteerd
Om elke snaar apart in te stellen, selecteert u de gewenste snaar
met [STRING SELECT] en dan wijzigt u met de [VALUE] dial de
momenteel geselecteerde parameterwaarde. Als u bv. Ò5Ó kiest
met [STRING SELECT] en dan aan de [VALUE] dial draait, dan
verandert de momenteel geselecteerde parameterwaarde enkel
voor snaar 5. De instellingen voor de andere snaren maakt u op
dezelfde manier.
* Als u met [STRING SELECT] ÒALLÓ of Ò6-5Ó kiest, dan kan
de parameterwaarde knipperen, als teken dat de instellingen
van de geselecteerde snaren van elkaar verschillen. Als u een
waarde instelt met de [VALUE] dial, dan wordt deze waarde
toegepast op elke geselecteerde snaar: op alle snaren alsÒALLÓ
verschijnt of op snaren 5 en 6 als Ò6-5Ó verschijnt.
EFFECTS
COMMON
Snaar 1 geselecteerd
Snaar 2 geselecteerd
Snaar 3 geselecteerd
Snaar 4 geselecteerd
35