Physis Organs
27. Achterste aansluitingen.
Binnen het orgel zijn diverse aansluitingen voor de audioverbinding met externe weergavesystemen
aanwezig. Bovendien zijn een stereolijn- en een microfooningang voor het gebruik van de interne
versterker van het orgel aanwezig.
-
Aansluitingen [EXT. +12V DC]: vanaf deze connectors kan de +12 Volt spanning worden opgenomen
voor de ontsteking van de VISCOUNT luidsprekers die eventueel zijn aangesloten op de PROG.
OUT uitgangen.
-
OUT [GEN. SUB] (General Sub-Woofer): uitgang bestemd voor aansluiting van luidsprekers voor
lage frequenties (sub-woofer). Deze uitgang beschikt bovendien over een speciale niveau- en
equalizerregeling (zie par. 9.11 en 9.9).
-
PROG. OUT (Programmable Outputs): algemene lijnuitgangen van het instrument waarmee de
windladen van pijporgels gesimuleerd kunnen worden. De signalen zijn namelijk over de uitgangen
verdeeld op basis van de instellingen van de displayfunctie EXTERNAL OUTPUT ROUTER (par.
9.10) die voor elk register de instelling van het type windlade, zijn grootte en positie in de ruimte van
de gebruikte luidsprekers toestaat. Elke uitgang beschikt bovendien over speciale niveau- en
equalizerregelingen (zie par. 9.11 en 9.8).
-
INPUT [L(+R)] - [R]: lijningangen waarmee andere instrumenten bespeeld kunnen worden met de
interne versterking van het orgel. Gebruik in geval van een monofonische bron uitsluitend de aansluiting
[L(+R)].
-
INPUT [MIC]: ingang voor microfoon waarmee het signaal afkomstig van een microfoon versterkt wordt.
-
[GAIN]: potentiometer voor de versterkingsregeling van het ingangssignaal op de aansluiting [MIC].
ATTENTIE!
Deze groep achterste aansluitingen is niet van buitenaf zichtbaar en voor de toegang tot deze groep
moet het houten rugstuk van het orgel verwijderd worden. Wendt u tot vakkundig personeel om deze
handeling te verrichten.
28. Reversible pistons.
Deze pistons zorgen voor het deactiveren, indien geactiveerd, van de commando's waarmee ze geassocieerd
zijn, zonder ze te hoeven bedienen, zodat een onmiddellijke en gelijktijdige besturing wordt verkregen.
Door ze te deactiveren, worden de besturingen weer ingeschakeld.
-
[MIDI REVERS.]: schakelt alle MIDI-besturingen uit (zie punten 10 of 1, 2, 3, 4, 5). Met MIDI Reversibile
geactiveerd is het in elk geval mogelijk om de gewenste configuratie van MIDI-besturingen in te stellen.
-
[32' FLUTE REVERS.]: schakelt de fluiten van 32' uit
-
[32' REED REVERS.]: schakelt de tongwerken van 32' uit
29. Schakelaar van het stopcontact [EXT +12V DC].
Dit stopcontact bevindt zich op het paneel van de achterste uitgangen.
30. Tremolo-pistons.
Dit betreffen de tremolo-pistons voor elke sectie (1st Tremulant, zie par. 8.2) en een tremolo-piston
speciaal voor het register Vox Humana (is niet bij alle modellen aanwezig, 2nd Tremulant, zie par. 8.2).
31. Potentiometer voor regeling van de lichten.
32. Pistons SOLO.
-
[O.SOLO] of [C.F] (is niet bij alle modellen aanwezig): activering van de Organ Solo of Cantus
Firmus functies zorgt voor uitvoering van de melodielijn met de stemmen van Man. III (bij de modellen
met 3 manualen) of Man.II (bij de modellen met 2 manualen) wanneer de koppeling III/II (bij de
modellen met 3 of 4 manualen) of II/I (bij de modellen met 2 manualen) actief blijkt. Door deze
functie te activeren, worden namelijk de op dit manuaal gespeelde noten monofonisch ook op Man.
28
Referentiehandleiding