MENU 5.5 - SERVICE FABRIEKINSTELLING
Alle instellingen kunnen hier worden gereset (inclusief in-
stellingen die beschikbaar zijn voor de gebruiker) naar stan-
daard-waarden.
AANDACHT
Bij het resetten wordt bij de volgende start van de
regelmodule de startgids weergegeven.
MENU 5.6 - GEFORCEERDE REGELING
U kunt hier de verschillende componenten in de regelmdule
en eventueel aangesloten accessoires regelen.
MENU 5.7 - STARTGIDS
Wanneer de regelmodule voor de eerste keer wordt gestart,
opent de startgids ook automatisch. Hier kunt u deze hand-
matig starten.
MENU 5.8 - SNELSTART
Van hieruit is het mogelijk om de compressor te starten.
AANDACHT
Er moet een vraag naar verwarming, koeling of
warmtapwater zijn om de compressor te starten.
BELANGRIJK
U kunt de compressor beter niet te vaak snel-
star-ten gedurende een korte periode, want hier-
door zouden de compressor en zijn nevenappa-
ratuur kunnen beschadigen.
MENU 5.9 - VLOERDROOGFUNCTIE
duur periode 1 – 7
Instelbereik: 0 – 30 dagen
Fabrieksinstelling, periode 1 – 3, 5 – 7: 2 dagen
Fabrieksinstelling, periode 4: 3 dagen
temp. periode 1 – 7
Instelbereik: 15 – 70 °C
Standaardwaarde:
temp. periode 1
temp. periode 2
temp. periode 3
temp. periode 4
temp. periode 5
temp. periode 6
temp. periode 7
Stel hier de functie drogen ondervloer in.
U kunt maximaal zeven tijdsperioden met verschillende be-
rekende aanvoertemperaturen instellen. Als er minder dan
zeven perioden worden gebruikt, moeten de resterende
perioden worden ingesteld op 0 dagen.
Vink het actieve venster aan om de functie vloerdrogen te
activeren. Een teller onderin toont het aantal dagen dat de
functie actief is geweest.
84
Hoofdstuk 9 | Controle
TIP
Als bedrijfsstand "add. heat only" moet worden
gebruikt, kiest u dit in menu 4.2.
MENU 5.10 - LOG MET WIJZIGINGEN
Hier kunt u eerdere wijzigingen in het regelsysteem aflezen.
Datum, tijd en ID-nr. (uniek voor bepaalde instellingen) en
de nieuwe ingestelde waarde worden aangegeven voor ie-
dere wijziging.
AANDACHT
Het log met wijzigingen wordt opgeslagen bij
her-starten en blijft ongewijzigd na fabrieksin-
stelling.
MENU 5.11 - SLAVE-INSTELLINGEN
Instellingen voor geïnstalleerde slaves kunnen worden ver-
richt in de submenu's.
MENU 5.11.1 - EB101
Verricht hier de instellingen voor de geïnstalleerde slaves.
BELANGRIJK
De SHB 20-unit kan niet in cascade worden gep-
laatst met warmtepompen.
MENU 5.11.1.1 - WARMTEPOMP
Verricht hier de instellingen voor de geïnstalleerde slave.
Zie voor de mogelijke instellingen de installatiehandleiding
voor de betreffende geïnstalleerde slave.
MENU 5.11.1.2 - LAADPOMP (GP12)
bedrijfsstand
Verwarming/koeling
Instelbereik: auto / intermitterend
Standaardwaarde: auto
GP10 uit, koel. 2-leid.
Instelbereik: aan/uit
Fabrieksinstelling: uit
20 °C
30 °C
Stel hier de bedrijfsstand van de laadpomp in.
40 °C
45 °C
auto: De laadpomp draait volgens de huidige bedrijfsstand
40 °C
van de SHB 20.
30 °C
20 °C
intermitterend: De laadpomp start en stopt 20 seconden
voor en na de compressor in de warmtepomp.
GP10 uit, koel. 2-leid. Met deze functie kan de GP10-pomp
worden uitgeschakeld tijdens het koelen in een 2-pijpssys-
teem.
SHB20