Aansluiting van het 2-pijps koelingsysteem
BELANGRIJK!
Bij 2-pijps koeling worden de minuten geteld vol-
gens BT25.
Het principe van het 2-pijps systeem is om hetzelfde cir-
cuit te gebruiken voor het koelen of verwarmen (het 2-pijps
koelingsysteem). Zodra de koeling is geactiveerd, werkt de
koeling standaard in een 2-pijps systeem.
XL1
XL2
-BT71
BELANGRIJK!
Het hydraulisch systeem moet geschikt zijn voor
verwarming en koeling en de juiste thermische
isolatie hebben (toegestaan voor koeling.
Aansluiting van het 4-pijps koelingsysteem
BELANGRIJK!
Graadminuten voor verwarming worden geteld
volgens BT25. Graadminuten voor koeling wor-
den geteld volgens BT64.
Het principe van de werking van het 4-pijpsysteem is geba-
seerd op afzonderlijke verwarmings- en koelcircuits. In een
4-pijps systeem is een koeltank nodig. De BT64 moet wor-
den geplaatst in een gekoelde opslagtank of op een stroom-
voorziening op een gemeenschappelijke koelleiding. De BT64
wordt aangesloten onder de AUX-ingangen. De selectie van
het 4-pijps systeem is te vinden in de SERVICE sectie, menu
5.2.4.
XL1
-QN12
XL2
BELANGRIJK!
De installatie moet geïsoleerd zijn voor koelsyste-
men en de bedrijfsmodus van de GP12-circulatie-
pomp moet op intermitterend werken ingesteld.
26
Hoofdstuk 4 | Pijpaansluitingen
-BT25
-GP10
-BT64
-BT25
-GP10
-BT71
Aansluiten van 4-pijps koelsysteem en zwem-
badverwarming
Als de gebouwinstallatie 4-pijps koeling en zwembadverwar-
ming vereist, kan de regelaar dit uitvoeren volgens het on-
derstaande hydraulische schema (klep QN12 moet vóór klep
QN19 worden geïnstalleerd)
-BT64
XL1
- QN12
XL2
en het schema volgens menu 5.2.3:
De aansluiting van klep QN19 wordt beschreven in de instruc-
ties voor het POOL 40 accessoire.
De aansluiting van klep QN12 wordt beschreven in subsectie
„Aansluiting van klep QN12".
Buffercircuit
Bij aansluiting op een systeem waarbij alle radiators/vloer-
verwarmingsleidingen zijn voorzien van thermostatische
of elektroventielen, moeten passende hydraulische oplos-
singen worden gebruikt om te zorgen voor een voldoende
lading van het verwarmingsmiddel en een minimale, on-
gestoorde doorstroming. Zie "Buffertank" en "Minimale in-
stallatiestroom". De SHB 20 unit wordt geleverd met een
BT25-sensor die geïnstalleerd moet worden bij een instal-
latie met parallel buffer of een extra warmtebron. In geval
van installatie met buffer in een parallel systeem, moet de
BT25-sensor in de buffer worden geïnstalleerd of op een
plaats die een correcte aflezing van de aanvoertemperatuur
naar het verwarmingssysteem garandeert. Om de retour-
temperatuur correct af te lezen, wordt aanbevolen om de
BT71-sensor naar het onderste deel van de buffer of naar de
retourleiding van de verwarmingsinstallatie te verplaatsen.
XL1
XL2
BT25
XL1
XL2
AA25
-
BT51
-GP9
-BT25
-GP10
- QN19
-BT71
-BT25
-GP10
-BT71
-GP10
-BT71
SHB20