6 Elektrische aansluitingen
Algemene informatie
Alle elektrische apparatuur, met uitzondering van buiten-
temperatuurvoeler, ruimtevoeler, temperatuurvoeler is in
de fabriek aangesloten.
Voor een correcte elektrische aansluiting:
•
Koppel de stroomtoevoer van de binnenunit los voor-
dat u isolatietests uitvoert op de elektrische installatie
in het gebouw.
•
Het gebouw waarin SHB 20 is geïnstalleerd, moet worden
uitgerust met een aardlekschakelaar. Voor SHB 20 moet
een aparte aardlekschakelaar worden gebruikt.
•
Het bedradingsschema van de binnenunit is te vinden in
pt. "Elektrisch bedradingsschema."
•
Leg communicatie- en signaalkabels niet in de buurt
van sterkstroomkabels.
•
De minimale doorsnede van de communicatie- en sig-
naalkabels voor externe contacten moet 0,5 mm² zijn
met een lengte tot 50 m, bijvoorbeeld EKKX of LiYY of
vergelijkbaar.
•
De voedingskabel moet volgens de geldende normen
worden gedimensioneerd.
•
Gebruik voor de kabelgeleiding in de SHB 20 kabelwartels
UB (zie afbeelding). Bij UB1 en UB2 worden de kabels door
de gehele binnenunit van de achterwand naar voren ge-
leid. UB3 en UB4 zijn kabelovergangen van onderaf.
BELANGRIJK
Zet de schakelaar (SF1) op de regeleenheid pas
op"I" of " " als de verwarmingscircuits gevuld
zijn met verwarmingsmedium en het verwar-
mingssysteem ontlucht is. Anders kunnen de
temperatuurbegrenzer, thermostaat en hulpver-
warming beschadigd raken.
BELANGRIJK
Voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert,
moet u de stroomtoevoer afsluiten door middel
van een automatische stroomonderbreker. De
elektrische installatie moet volgens de geldende
voorschriften worden uitgevoerd door een per-
soon met de juiste kwalificaties.
BELANGRIJK
Bij het instellen van SF1 op „ " - SHB10 toestel
schakelt de QN10 klep over op centrale verwar-
ming en de verwarming wordt uitgevoerd vol-
gens de BT30 thermostaat, het warme water
wordt niet verwarmd tijdens de werking op „ ".
BELANGRIJK
In geval van werking van de installatie op "
" moet de temperatuur op de BT30 (noodge-
valsthermostaat) handmatig worden aangepast
aan de bedrijfstemperatuur van de centrale ver-
warming. Een te hoge ingestelde temperatuur op
de thermostaat kan het systeem beschadigen.
Zie hoofdstuk "Noodthermostaat".
SHB20
K1A-K3A
FD1
X0
FA2
X10
X1
BT30
UB1
K2
AA2
AA2:X15
LEGENDE
X0
Spanning klemmenstrook 400V~/230V~
X1
Klemmenblok voor het bedieningspaneel
X2
Klemmenblok voor het bedieningspaneel
De verbindingsstrip van de externe eenheid -
X10
230 V~
Overstroombeveiligingsschakelaar (beveiliging
FA1
van het besturingssysteem van de binnenunit)
K1A-K3A
Contacten hulpverwarming
BT30
Thermostaat, noodbediening
AA3
Invoerkaart
AA23
Communicatiekaart
AA7
Relaiskaart
Overstroombeveiligingsschakelaar (beveiliging
FA2
van de binnenunit)
FD1
Thermische schakelaar
UB1
Kabelwartel achteraan links
UB2
Kabelwartel achteraan rechts
K2
Alarmrelais
AA2
Hoofdkaart
AA2:X15
Laagspanningsklemmenstrook (voeding X1)
AA2:X4
Laagspanningsklemmenstrook (mengkranen)
AA27
Relaiskaart
Hoofdstuk 6 | Elektrische aansluitingen
FA1
AA23
UB2
AA3
SF1
X2
AA7
AA27
AA2:X4
35