lefoon verschillende functies van dat programma bedienen. Een statustoets is
dus een speciale functietoets.
Voor het programmeren van een statustoets heeft u een toets-ID nodig, die
voorzien is voor het aansturen van de programmafunctie. Voor meer infor-
matie kan u de desbetreffende programmadocumentatie raadplegen. Deze
toets-ID voert u bij de toetsprogrammering in het invoerveld CSTA-toets in.
Bestemmingstoetsen
Op een bestemmingstoets programmeert u een (intern of extern) nummer.
Op toetsen geprogrammeerde nummers kunt u met één druk op de toets
oproepen.
Opmerking voor het kiezen van externe nummers:
●
Als uw telefoon ingesteld is op spontane externe lijn, dan voert u het
oproepnummer in.
●
Als uw telefoon ingesteld is op manuele externe lijn, dan voert u voor het
nummer het kengetal voor een extern nummer in (voorinstelling: 0).
Informatie over de programmering vindt u in de online-help onder het thema
"Bestemmingstoetsen voor een SIP-systeemtelefoon programmeren".
Bedieningsinformatie vindt u in het hoofdstuk Met bestemmingstoetsen
opbellen op pagina 111.
Directtoetsen
Via een directtoets zijn alleen uitgaande oproepen mogelijk. Alle toestellen
waarbij hetzelfde nummer op een lijntoets geprogrammeerd is, worden
opgebeld. Oproepen via een directtoets worden aan het opgebelde toestel
ook dan gemeld als daar een vervanging of een oproepbescherming is gepro-
grammeerd. Een op een opgeroepen toestel ingestelde oproepomleiding
wordt bij een oproep via een directtoets niet uitgevoerd.
Informatie over de programmering vindt u in de online-help onder het thema
"Directtoetsen voor een SIP-systeemtelefoon programmeren".
Bedieningsinformatie vindt u in het hoofdstuk Telefoneren via directtoetsen
op pagina 138.
Toetsen programmeren
Bestemmingstoetsen
95