6.6. Rijaandrijving
Rijaandrijving activeren
Doorschuiving besturen
36/58
OPMERKING
Beweeg steeds met aangepaste doorschuiving om beschadigingen te voorkomen.
Alle stuur- en besturingsopdrachten moeten langzaam, gecontroleerd en gelijkmatig worden uitgevoerd.
De rijaandrijving wordt met de schakelaar (pos. 31) geactiveerd.
0 / Uit
Met de hendel wordt de doorschuifsnelheid gestuurd.
In de neutrale positie wordt de hendel zelfstandig.
Door de kraag te trekken, wordt de hendel vrijgegeven.
Voor het vertrekken moet de parkeerrem worden
gedeactiveerd en de koppeling worden ingetrokken.
1 / Aan.
Voorwaarts
Neutrale stand
Achterwaarts