Rijpaden uitzetten
Rijpadenpatronen
Rijpaden bij gebruik van de
kantstrooicilinder
Voorkom rijfouten
Voor een juiste verdeling is het van belang dat u de strooibeelden
goed met elkaar laat aansluiten.
Bij gemiddelde werkbreedtes is een afwijking in overlap minder
ernstig.
Voornamelijk bij grote werkbreedtes, kunnen afwijkingen in de overlap
waarneembaar zijn. U voorkomt dit door vooraf rijpaden uit te zetten.
Dit kunt u doen door op de kopakkers uw rijpaden te markeren met:
•
stokken met lege zakken,
•
piketstokken,
•
speciale steekborden.
De zichtbaarheid van kopakker tot kopakker is hierbij voor u van
belang. Plaats, indien nodig, extra markeurs in het veld voor een
goede zichtbaarheid van het rijspoor.
De wijze waarop u wilt kantstrooien bepaalt het rijpadenpatroon.
Maak u keuze op basis van de perceelbreedte, de aanwezigheid van
spuitsporen en de uitrusting van de strooier.
Bij het kantopstrooien met de kantstrooicilinder (accessoire) rijdt u op
een halve werkbreedte (1/2 X meter) vanaf de perceelrand.
Zet de eerste gang uit op een halve werkbreedte (1/2 X meter)
vanaf de perceelrand (in het eerste spuitspoor).
De volgende omgangen zet u uit op de volle werkbreedte.
Zie paragraaf »Kantstrooien met de kantstrooicilinder« op pagina
116.
X m (Xft)
Gebruik op het land
1/2 X m (1/2X ft)
109