k Opnemen en weergeven van beelden
Bewegende beelden opnemen (filmen)
1
Zet de PLAY/STILL/MOVIE schakelaar op "MOVIE".
2
Druk de ontspanknop even geheel in.
Nu worden er beelden en geluid opgenomen gedurende de tijd die u
in het bestandsmenu hebt gekozen: 5 seconden, 10 seconden of 15
seconden.
Houd de ontspanknop langer geheel ingedrukt.
Nu blijft de camera beeld en geluid opnemen tot u de ontspanknop
loslaat.
Maximaal 60 seconden bij het opnemen in 160 × 112 formaat
Maximaal 15 seconden bij het opnemen in 320 × 240 formaat
In- en uit-zoomen
Druk de zoomknop licht opzij om langzaam op uw onderwerp in
te zoomen of uit te zoomen. Druk de zoomknop verder opzij
voor een snelle zoombeweging.
Gebruik het in- en uit-zoomen met mate, voor een beter resultaat dat niet
te onrustig oogt.
"T" kant : voor tele-opnamen (u haalt het onderwerp "dichterbij")
"W" kant : voor groothoek-opnamen (met het onderwerp "verder af",
klein in een ruimer beeldveld)
Als u het onderwerp niet goed scherp in beeld krijgt, druk de zoomknop
dan naar de "W" kant tot het beeld scherp is. Voor scherpstelling op
dichtbijzijnde onderwerpen is in de telestand een minimale afstand van
25 cm (FD83)/90 cm (FD88) vereist, terwijl u in de groothoekstand kunt
scherpstellen op voorwerpen die niet meer dan 25 cm van het
lensoppervlak verwijderd zijn (zie blz. 26).
De digitale zoomfunctie wordt ingeschakeld wanneer u meer dan
3× (FD83)/8× (FD88) op uw onderwerp inzoomt.
Naarmate u verder naar de "T" tele-kant inzoomt, zal de beeldkwaliteit
teruglopen. Als u de digitale zoomfunctie niet wilt gebruiken, zet u de
DIGITAL ZOOM functie in het instelmenu op "OFF". Anders zal de
digitale zoom worden ingeschakeld zonder dat
u het merkt (zie blz. 53).
De digitale zoomfunctie werkt niet bij het
opnemen van bewegende beelden.
De rechterkant van de zoombalk
toont het digitale zoombereik.
16-NL
W
T
.
.