Instrumenten en Bedieningsorganen
22. DRAAI
KN
OP
I
NSTRU
M
ENTEN.
VERLICHTING
Met
behulp
van
deze
draaiknop
kan
de
lichtsterkte
van
de
instrumentenverlichting
worden geregeld.
De
instrumentenverlich-
ting wordt gelijktijdig met de
overige
ver-
lichting
ingeschakeld.
23. KOELVLOEISTOF.
TEMPERATUURMETER
De
bedrijfstemperatuur
van de
koelvloeistof
moet
tussen 75"C en
85'C
bedragen.
Bij
een
koelvloeistoftemperatuur
van
minder
dan
50'C
mag de motor niet volledig
wor-
den belast.
Als
de
temperatuur
van
de
koel-
vloeistof plotseling
stijgt,
moeten
de
vol-
gende punten worden gecontroleerd:
Het
koelvloeistof
niveau;
vuldop
voor-
zichtig
losdraaien
!
De V-snaren
en de waterslangen.
De
venti
lateu
rkoppel
i
ng.
24. LUCHTDRUKMETER
Elke
wijzer geeft
de
druk
in de
luchtketel
van
één van
de bedrijfsremcircuits
aan.
Als
de
druk
in één van de
circuits
lager is dan
5 bar,
treedt
een zoemer
in werking. Bij
een druk
van meer dan 5 bar kunnen
met
behulp
van
de parkeerremhefboom de remmen worden
gelost.
De
zoemer werkt alleen bij
aangezet
contact.
De
meter werkt ook als het contact
uitstaat.
Als de druk in
één van
de
circuits
lager
is
dan
5
bar, mag
niet met de
wagen worden
gereden.
.-
---
25.
CONTROLELAMP
G
ROOTLICHT
Deze
lamp gaat
branden
als het grootlicht
wordt
ingeschakeld
of
als een
lichtsignaal
wordt
gegeven.
26.
B
RAN DSTOFVOO RRAADM ETER
De
brandstofvoorraadmeter werkt alleen
als
het
contact
is ingeschakeld.
27
.
V
OO
RG LO
EISC
HAK
E
LAA
R
Met deze schakelaar wordt het
voorgloei-
systeem bij
aangezet
contact
in
werking
ge-
steld
.
Zie
ook
'RlJ
DEN'.
21.
TOERENTELLER
Gearceerd
groen
Groen
Geel
Gearceerd
rood
Rood
:
zeer zuInrg
:
zuinig
:
minder zuinig
:
alleen toelaatbaar
bij
afdalingen en
ge-
bruik motorrem
:
te vermijden
22