[IPv4-adres]
[IPv6-adres]
[Alle IPv4-adressen]
[Alle IPv6-adressen]
[IPv4 handmatige instellingen]
[IPv6 handmatige instellingen]
3
Geef de poort waarop u IPSec wilt toepassen, op.
●
Druk op [Aangeven met poortnummer] om poortnummers te gebruiken bij het opgeven van de
poorten waarop IPSec van toepassing is. Selecteer [Alle poorten] om IPSec op alle poortnummers toe
te passen. Om IPSec op een specifiek poortnummer toe te passen, drukt u op [Enkelv. poort] en voert
u het poortnummer in. Geef de poort van deze machine op bij [Lokale poort] en van de communicatie-
evenknie bij [Poort op afstand].
●
Als u de poorten wilt opgeven waarop IPSec op servicenaam moet worden toegepast, selecteert u
[Aangeven met servicenaam] en selecteert u de te gebruiken diensten.
4
Klik op [OK].
7
Configureer de verificatie- en versleutelingsinstellingen.
1
Klik op [IKE-instellingen].
2
Configureer de noodzakelijke instellingen.
De machine beheren
IPSec wordt toegepast op IP-pakketten die worden verzonden naar en ontvangen
van de IPv4-adressen op deze machine.
IPSec wordt toegepast op IP-pakketten die worden verzonden naar en ontvangen
van de IPv6-adressen op deze machine.
IPSec wordt toegepast op IP-pakketten die worden verzonden naar en ontvangen
van de IPv4-adressen van de communicatie-evenknie.
IPSec wordt toegepast op IP-pakketten die worden verzonden naar en ontvangen
van de IPv6-adressen van de communicatie-evenknie.
Geef het IPv4-adres waarop u IPSec wilt toepassen, op.
●
Selecteer [Enkelvoudig adres] om een individueel IPv4-adres in te voeren.
●
Selecteer [Adressenbereik] om een bereik van IPv4-adressen op te geven. Voer
een apart adres in voor [Eerste adres] en [Laatste adres].
●
Selecteer [Subnetinstellingen] om een bereik van IPv4-adressen met een
subnetmasker op te geven. Voer afzonderlijke waarden in voor [Eerste adres] en
[Subnetinstellingen].
Geef het IPv6-adres waarop u IPSec wilt toepassen, op.
●
Selecteer [Enkelvoudig adres] om een individueel IPv6-adres in te voeren.
●
Selecteer [Adressenbereik] om een bereik van IPv6-adressen op te geven. Voer
een apart adres in voor [Eerste adres] en [Laatste adres].
●
Selecteer [Prefixadres] om een bereik van IPv6-adressen met een voorvoegsel
op te geven. Voer afzonderlijke waarden in voor [Eerste adres] en [Prefixlengte].
319