IP-adressen bij firewall-instellingen opgeven
U kunt aangeven of communicatie met een apparaat met een specifiek IP-adres moet worden toegestaan of
afgewezen. Na configuratie van IP-adressen bij de firewall-instellingen kunt u de resultaten in het logboek met
geblokkeerde communicatieverzoeken controleren. U kunt ook instellen of ICMP-communicatie zoals PING-
opdrachten na het opgeven van firewallinstellingen worden toegestaan of afgewezen.
1
Start de UI op afstand.
2
Klik op [Instellingen/Registratie] op de portaalpagina.
scherm(P. 337)
3
Klik op [Netwerkinstellingen]
adresfilter]/[IPv6-adresfilter].
●
Selecteer het filter dat overeenkomt met het doel IP-adres. Selecteer [Filter uitgaand] om verzonden
gegevens van de machine naar een computer te beperken. Selecteer [Filter inkomend] om de gegevens die
vanaf een computer zijn ontvangen te beperken.
4
Geef de instellingen voor pakketfiltering op.
●
Selecteer het standaardbeleid om de communicatie van andere apparaten met de machine toe te staan of af
te wijzen en geef vervolgens IP-adres op voor uitzonderingen.
[Gebruik filter]
Selecteer het selectievakje in om de communicatie te beperken. Wis het selectievakje om de beperking uit
te schakelen.
[Standaard policy]
Selecteer de voorwaarde voor het toestaan of afwijzen van de communicatie van andere apparaten met de
machine.
[Weigeren]
[Toestaan]
5
Klik op [Nieuw registreren].
De machine beheren
De Remote UI (UI op afstand) starten(P. 335)
[Filter uitgaand] of [Filter inkomend] voor [IPv4-
Selecteer om alleen communicatiepakketten door te geven wanneer ze worden
verzonden of ontvangen door apparaten waarvan de IP-adressen zijn ingevoerd in
[Andere adressen]. Communicatie met andere apparaten is verboden.
Selecteer om communicatiepakketten te blokkeren wanneer ze worden verzonden of
ontvangen door apparaten waarvan de IP-adressen zijn ingevoerd in [Andere
adressen]. Communicatie met andere apparaten is toegestaan.
299
Remote UI (UI op afstand)-
9Y8Y-05L