7.2 - WERKEN MET DE MACHINE
GEVAAR
Zorg voordat u de machine verplaatst dat u volledig op de hoogte bent van de werking van
de bedieningselementen en de bijbehorende veiligheidsnormen. De bediener moet zich in
de buurt van de machine bevinden. Voordat u de machine verplaatst, moet u ervoor zorgen
dat niemand zich binnen het werkbereik van de machine bevindt en dat de actieradius vrij
is van obstakels. Wees voorzichtig voordat u achteruit gaat rijden en controleer altijd op de
aanwezigheid van personen, werkmateriaal of obstakels.
•
Controleer voordat u begint te maaien of er zich geen vreemde voorwerpen zoals stenen, stukken
metaal of dieren op het te maaien oppervlak bevinden;
•
Maai alleen gras en licht kreupelhout dat de machine probleemloos kan verwerken;
•
Bij het maaien van hellingen altijd onderaan beginnen;
•
Draai altijd in opwaartse richting;
•
Ga nooit hellingen af met een hellingshoek van meer dan 45°;
•
Ga nooit direct in de vallijn van de machine staan;
Verander nooit de richting van de machine tijdens het rijden op stoepranden, rotsen of oppervlakken met grote
hoogteverschillen (groter dan 20 cm). Rijd in deze gevallen altijd loodrecht op eventuele obstakels.
Verander bij het achteruitrijden bergop niet van richting in het overgangsgebied tussen de vlakke grond en de
helling. Als het onvermijdelijk is om dit te doen, voer de manoeuvre dan geleidelijk uit.
74