Inbedrijfname
52
7.4.6
Relaisconfiguratie
Er bestaan drie manieren om de relais te configureren (selectie in veld R1) op
instrumenten met afstandsconfiguratie parameterset:
• Alarm
Het relais sluit het contact 41/42 (potentiaalvrije, veilige status) zodra een alarm
optreedt en de instelling in de kolom "storingsmeldcontact" is "Ja". Deze instellingen
kunnen indien nodig worden gewijzigd (veld F5 ev).
• Grenswaarde
Het relais sluit alleen het contact 42/43 wanneer één van de ingestelde grenswaarden is
over- of onderschreden (→ 37), maar niet wanneer een alarm optreedt.
• Alarm + grenswaarde
Het relais sluit het contact 41/42 wanneer een alarm optreedt. Wanneer een
grenswaarde wordt overschreden, sluit het relais dit contact alleen indien fout E067 is
ingesteld op "Ja" bij de relaistoekenning (veld F6).
Zie de schakeltoestanden in → 37 voor een grafische weergave van de
relaiscontactstanden.
• Wanneer meetwaarden toenemen (maximum functie), gaat het relais over in de
alarmtoestand (grenswaarde overschreden) op tijd t2 nadat het inschakelpunt (t1) is
overschreden en de vertragingstijd (t2-t1) is verlopen.
• Wanneer meetwaarden afnemen, keert het relais terug naar de normale toestand
wanneer de meetwaarde tot onder het uitschakelpunt afneemt en de vertragingstijd (t4
-t3) is verlopen.
• Wanneer de inschakel- en uitschakelvertragingen zijn ingesteld op 0 s, zijn de inschakel-
en uitschakelpunten tevens de schakelpunten van de contacten. Instellingen voor een
minimum functie kunnen op dezelfde wijze worden uitgevoerd als voor een maximum
functie.
1
2
2
1
37
Relatie tussen inschakel- en uitschakelpunten en tijdvertragingen
A
Inschakelpunt > uitschakelpunt: max. functie
B
Inschakelpunt < uitschakelpunt: min. functie
1
Inschakelpunt
2
Uitschakelwaarde
3
Contact AAN
4
Contact UIT
A
3
t
t
1
2
B
3
t
t
1
2
Smartec CLD134
4
t
t
t
3
4
4
t
t
t
3
4
Endress+Hauser
A0028221