Brandstofafsluitklep, stopmagneet
21
Zodra de startsleutel op stand I staat, wordt de
afsluitklep „1" elektrisch ontgrendeld.
De brandstoftoevoer naar de inspuitpomp is vrij-
gegeven, de motor is startklaar.
Bij een draaiende motor wordt door de startsleu-
tel op de stand 0 te zetten de afsluitklep uitge-
schakeld en daardoor de brandstoftoevoer naar
de inspuitpomp geblokkeerd, de motor schakelt
uit, hoofdst. 4.3.
Deze afsluitklep wordt ook in combinatie met de
elektrische uitschakelautomaat gebruikt.
Noodstart
Als de afsluitklep als gevolg van een elektrisch
defect de brandstoftoevoer blokkeert en als de
motor daarom niet start, dan kan een noodstart
uitgevoerd worden.
Ga hiervoor als volgt te werk:
(optie)
22
– Voor noodstart met de repeteerstarter dient de
bedrijfsmagneet overbrugd te worden. Draai
hefboom „1" 90 graden tegen de klok in met
een geschikte tang. De verzegelingsdraad
wordt dan verbroken.
– Zodra de noodstarthendel in startstand staat,
kan de motor met een elektrostarter of met de
omkeerstarter, hoofdst. 4.2.2. in gebruik geno-
men worden.
In elk geval moet nog voor de noodstart het
oliepeil gecontroleerd worden, omdat een te
lage oliedruk binnen de kortste tijd de motor
volledig kan vernietigen.
als voordien de noodstarthendel naar rechts tot
aan de aanslag teruggedraaid wordt.
Onmiddellijk na het noodgebruik de oorzaak van
de storing opsporen en de storing verhelpen,
hoofdst. 6.
Noodstarthendel door de HATZ-service van een
nieuw loodje laten voorzien.
14
De motor kan tijdens het noodgebruik
enkel met de startsleutel afgezet worden