stuwing van de vloeistof te vermijden. Het uitscha-
kelpunt moet boven de bovenrand van het pomphuis
liggen, zodat er geen luchtbel in de pomp kan worden
gevormd, wat het eventueel noodzakelijk kan maken
de pomp te ontluchten.
•
De vlotter met kabel mag in geen geval gewoon in de
vloeistof worden gegooid, omdat correct schakelen
alleen mogelijk is als de vlotter een draaibeweging
om het bevestigingspunt van de kabel kan maken.
Mogelijke gevolgen bij het negeren van deze aanwij-
zing zijn overstroming (pomp schakelt niet in) of ver-
nieling van de pomp door drooglopen (pomp schakelt
niet uit).
•
Bij toepassing van aparte vlotters voor pomp-start,
pomp-stop en alarm moeten de schakelniveaus als
boven worden gekozen. De alarmvlotter moet ca. 10
cm boven het pomp-inschakelpunt schakelen, maar
altijd onder de toevoer.
•
Belangrijk: Na elke wijziging van de vlotterbevesti-
ging is het absoluut van belang dat met een testloop
wordt gecontroleerd of de vlotterschakeling naar be-
horen werkt.
5.3. Toepassing van kettingen
Kettingen worden gebruikt om een pomp in de bedrijfs-
ruimte te laten zakken of eruit te halen. Ze zijn niet be-
doeld voor het zekeren van een hangende pomp.
Voor het beoogde gebruik gaat u als volgt te werk:
•
U bevestigt één uiteinde van de ketting aan het daar-
voor bestemde oog of de greep van de pomp
•
Het andere uiteinde bevestigt u aan het hijswerktuig.
•
Span de ketting en til de pomp langzaam en gecon-
troleerd op.
•
Zwenk de pomp vervolgens boven de bedrijfsruimte
en laat hem voorzichtig zakken. Zie bij toepassing van
een ophangvoorziening ook hoofdstuk 5. Inbedrijf-
stelling.
•
Laat de pomp tot aan het werkpunt zakken en contro-
leer of de pomp stabiel staat en of het koppelingssys-
teem correct vastgekoppeld is.
•
Verwijder de ketting uit het hijswerktuig en bevestig
deze aan de kettingzekering, die zich aan de boven-
rand van de bedrijfsruimte bevindt. Zo is gewaarborgd
dat de ketting niet in de bedrijfsruimte kan vallen en
geen gevaar vormt voor personen.
58 | nEDErlanDS
Zie hiervoor de volgende afbeeldingen.
Nr.
beschrijving
1
kettingborging
2
ketting
3
Handgreep of oog voor bevestiging
4
pomp
5.4. Inbedrijfstelling
Dit hoofdstuk bevat alle belangrijke instructies voor het
bedieningspersoneel voor een veilige inbedrijfstelling en
bediening van de machine.
Het is van belang dat de volgende gegevens worden aan-
gehouden en gecontroleerd:
•
Opstellingswijze
•
Bedrijfswijze
•
Minimale afdekking door water/Max. dompeldiepte
Na een langere stilstandtijd moeten deze gegevens
eveneens worden gecontroleerd en moeten evt. vast-
gestelde gebreken worden verholpen!
Het bedrijfs- en onderhoudshandboek moet altijd bij
de machine of op een daartoe bestemde plaats wor-
den bewaard, waar het altijd toegankelijk is voor het
voltallige bedieningspersoneel.
Om letsel en materiële schade bij de inbedrijfstelling van
de machine te vermijden, moeten de volgende Punten be-
slist worden nageleefd:
•
De inbedrijfstelling van de machine mag uitsluitend
worden uitgevoerd door gekwalificeerd en geschoold
personeel met inachtneming van de veiligheidsaan-
wijzingen.