DE UNIT STARTEN
7. Controleer de stroomsterkte op elke fase van elke compressormotor.
8. Controleer de stroomsterkte op elke fase van elke fanmotor (indien van toepassing)
9. Controleer de perstemperatuur van de compressor.
10. Controleer de zuig- en persdruk en de zuig- en perstemperatuur van de compressor.
11. Controleer de intrede- en uittredetemperatuur van de gekoelde vloeistof.
12. Controleer de temperatuur van intrede- en uittredewater/lucht van de condensor.
13. Controleer de buitenluchttemperatuur in geval van een split unit.
14. Controleer de temperatuur van het vloeibare koudemiddel aan de uittrede condensor.
Deze verifi caties moeten zo spoedig mogelijk worden gedaan, bij een stabiele koelbelasting, d.w.z. als die gelijk is aan de capaciteit
die de unit levert. Metingen die hier geen rekening mee houden zullen leiden tot onbruikbare en waarschijnlijk verkeerde waarden.
Deze verifi caties kunnen alleen worden uitgevoerd nadat de juiste werking van alle veiligheidsvoorzieningen en regelingen van de
unit zijn vastgesteld.
2 - CONTROLE WATERDEBIET
Het besturingssysteem van de unit geeft de in- en uittredetemperatuur van het water weer. Het is van groot belang dat de unit werkt met
het juiste waterdebiet. Het is gevaarlijk om de unit te laten werken bij lage debieten, aangezien dit kan leiden tot ernstige schade aan
componenten en de waterwisselaar (aan de zijde van de verdamper, zal de stromingsschakelaar de unit stoppen wanneer het debiet
te laag wordt). Indien de unit werkt bij een te hoge doorstroomsnelheid, belemmert dit ook de optimale prestaties. De tweede manier
om het juiste debiet te bepalen is door het temperatuurverschil te meten tussen de waterintrede en –uittrede bij volle en deelbelasting.
Waterdebiet controleren (het is belangrijk dit te doen op vollast) (Standaard unit).
Het nominale debiet bij ontwerpcondities en de delta T bij ontwerpcondities moeten gebruikt worden. Tijdens het opstarten zullen
de omgevingscondities vaak verschillen van de ontwerpcondities en daarom zullen de koelcapaciteit (en de warmteafgifte) van de
koelmachine verschillend zijn van de ontwerpcondities. Raadpleeg de tabellen met de koelprestaties van de AGU om de juiste ∆T te
vinden aan de zijde van de verdamper (en de condensor). Voor een unit geselecteerd bij deze ontwerpcondities, geeft dit de nominale
delta T aan de verdamperzijde (∆Ten), (de condensorzijde (∆Tcn)) en het nominaal debiet (den en dcn). Bij omgevingscondities voor
het opstarten (desu) geven de tabellen de startdebieten aan de verdamperzijde (desu) (en de condensorzijde (dcsu)). Indien het debiet
correct is voor de gegeven startcondities, moet de delta T van de verdamper (∆Tesu) gelijk zijn aan ∆Tesu= ∆Ten*desu/den (en de
delta T van de condensor (∆Tcsu) moet gelijk zijn aan ∆Tcsu= ∆Tcn*dcsu/dcn).
3 - FUNCTIES EN HOOFDCOMPONENTEN KOELING
1. Compressor (scroll type): een compressor wordt aangedreven door een motor om een koelgas van een lage druk en lage
temperatuur naar een hoge druk en hoge temperatuur te brengen.
2. Verdamper (hardgesoldeerd type): een warmtewisselaar waarin aan een zijde het koelmiddel verdampt, zodat de warmte van het
water of koelmiddel aan de andere zijde onttrokken wordt.
3. Condensor (hard gesoldeerd type voor watergekoelde units of buis & vin of microkanalen voor luchtgekoelde units): een
warmtewisselaar waarin aan een zijde het koelmiddel condenseert, zodat warmte vrijgegeven wordt aan de andere zijde (water
of koelmiddel of lucht in geval van een externe condensor of luchtgekoelde unit).
4. Expansieventiel (thermostatisch of elektronisch type): deze regelt het koelmiddeldebiet naar de verdamper.
Zeer belangrijk:
Elk circuit van de unit is voorzien van een thermostatisch expansieventiel die past bij het gegeven werkingsgebied; gebruik bij
vervanging een ventiel met dezelfde specifi caties en van dezelfde fabrikant.
• 28 •
CHILLER-IOM-1309-D