INSTALLATIE
5 - ELEKTRISCHE AANSLUITINGEN
Zorg allereerst dat de toevoer van elektriciteit van het gebouw naar de plaats waar de unit in opgesteld goed is. De kabeladers moeten
dik genoeg zijn voor zowel de startstroom als voor de nominale stroom bij normaal draaien. Controleer dat alle elektrische aansluitingen
goed vastzitten. Het is ESSENTIEEL dat de elektrische spanning die wordt toegevoerd aan besturingscircuits en de rest van de unit
inderdaad de spanning is waardoor de apparatuur gemaakt is.
Tussen het eind van de voedingskabel en de unit moet een isolatieschakelaar zitten, zodat de unit volledig van het elektriciteitsnet te
isoleren is als dat nodig is. Koelmachines worden gewoonlijk geleverd met isolatieschakelaar. Zo niet, dan is deze verkrijgbaar als optie.
WAARSCHUWING
!
De bedrading moet voldoen aan de geldende voorschriften. Type en plaats van zekeringen moeten ook voldoen
aan de voorschriften. Plaats zekeringen om veiligheidsredenen op een zichtbare plaats, die vanaf de unit goed
bereikbaar. Units moeten voorzien zijn van een goede en doorlopende aardaansluiting.
BELANGRIJK
Het aansluiten van een verkeerde voedingsspanning of het laten werken met een sterke onbalans tussen de
fasen valt onder misbruik. Dit wordt niet gedekt door de garantie van LENNOX. Neem bij een fase-onbalans
!
van meer dan 2% van de spanning of 1% van de stroom eerst contact op met de elektriciteitsmaatschappij,
voordat u de spanning inschakelt.
Wees ook voorzichtig met een compensatie van de arbeidsfactor (cosinus phi). Door een te sterke correctie
(> 0,95) kunnen transitorische verschijnselen (piekspanningen) optreden waardoor bij het starten en stoppen
schade kan ontstaan aan motoren of magneetschakelaars. Controleer het verloop van de momentane span-
ning tijdens zulke gebeurtenissen. Neem in geval van twijfel over de correctie van de arbeidsfactor contact op
met de technische ondersteuning van LENNOX.
6 - GELUIDSNIVEAUS
Waterkoelmachines kunnen een belangrijke bron van geluid zijn in koel- en airconditioning-systemen.
Rekening houdend met technische beperkingen bij ontwerp en fabricage zijn er nauwelijks meer mogelijkheden voor nog stillere
machines.
Men moet daarom het geluid nemen zoals het is en maatregelen nemen rondom de koelmachines. De kwaliteit van de installatie kan
de geluidssituatie verbeteren of doen verslechteren: extra maatregelen kunnen nodig zijn, zoals geluiddicht maken of het plaatsen
van geluidsschermen rond buitenunits.
De locatie van de installatie kan veel verschil maken: refl ecties, absorptie, overdracht van trillingen.
Het type ondersteuning van de unit is ook heel belangrijk: de inertie van de ruimte en de structuur van de wanden hebben invloed op
het gedrag van de installatie.
Overweeg voor het nemen van maatregelen eerst of het geluidsniveau past bij de omgeving, wat nog te rechtvaardigen is, en of de
maatregelen niet tot onredelijke kosten zullen leiden.
Bepaal in hoeverre de apparatuur geluiddicht gemaakt moet worden (dempers, trillingisolatoren en geluidsschermen), en wat aan het
gebouw te doen is (vloerversteviging, verlaagde plafonds, wandbekleding).
Het kan nodig zijn een ingenieursbureau in te schakelen dat gespecialiseerd is in geluidsbeperkende oplossingen.
7 - AANSLUITING VAN SPLIT UNITS
Verbindingen tussen de unit en de condensor moeten worden aangelegd door een gekwalifi ceerde koeltechnische monteur, omdat
er verscheidene belangrijke voorzorgen bij nodig zijn.
In het bijzonder moeten de vorm en afmetingen van de heet gas leidingen zorgvuldig ontworpen worden, om borg te staan voor een
correcte retour van de olie (de olie wordt meegevoerd met het koudemiddel) en om te voorkomen dat de vloeistof terugstroomt naar de
compressor wanneer deze gestopt wordt. Alle stijgende afvoerleidingen moeten voorzien worden van olie bochten, zoals weergegeven
in het schema hierna. Bij een hoogteverschil van meer dan 6m moeten bijkomende olie bochten gemonteerd worden.
Indien de unit ontworpen is om te werken bij deellast, moeten de leidingen dusdanig berekend zijn dat de gassnelheid voldoende hoog
is ook wanneer de unit werkt bij deellast. Dubbele persleidingen moeten gemonteerd worden met de meest aangewezen diameter, over
ongeveer 2/3de van de totale capaciteit voor de grotere leiding en ongeveer 1/3de van de totale capaciteit voor de kleinere leiding.
Gebruik voldoende leidinghouders en ontwerp de leidingen op dusdanige manier dat hydraulische rammen voorkomen worden. Het
geraamde totaal drukverlies in de vloeistofl eiding moet rekening houden met het drukverlies van de fi lterdroger, het kijkglas en de
elektromagnetische klep. Selecteer externe condensors met minstens 3°C onderkoeling.
Als deze ontwerpvoorzorgen niet zijn toegepast vervalt de garantie op de compressor.
Wij raden aan de volgende aanbevelingen van ASHRAE aan te houden.
We raden ook aan een vloeistofvat toe te voegen, met het oog op een correcte werking van de unit. Deze moet rekening houden met
de lengte van de leiding en het werkingsbereik. Het vloeistofvat moet voorzien zijn van alle nodige controlekleppen en aansluitingen,
om te voorkomen dat de vloeistof gaat migreren.
!
WAARSCHUWING
Let erop alle leidingen te verwijderen vooraleer te gaan snijden of solderen.
• 18 •
CHILLER-IOM-1309-D