2.10.4 Installeren van de warmtebenut-
tingsinstallatie
2.10.4.1 De warmtebenuttingsinstallatie ...
(verwarmingscircuit)
dient overeenkomstig de
geldende technische richtlijnen uitgevoerd te
worden. Voor de veiligheidstechnische uitrus-
ting dient DIN 4751 blad 2 in acht genomen
te worden.
Voor de constructie van het verwarmingscir-
cuit ziet u in het schema (op blz. 15) het maxi-
maal beschikbare externe drukverschil.
De nominale volumestroom van de
warmtepomp moet bij elke bedrijf-
stoestand van de verwarmingsinstallatie
worden verzekerd door een overstroom-
ventiel in te bouwen.
Voor de aansluiting op de warmtepomp dient
de verwarmingsinstallatie op dichtheid ge-
controleerd, grondig doorgespoeld, gevuld en
zorgvuldig ontlucht te worden.
Bij het vullen van de installatie met
verwarmingswater moet rekening worden
gehouden met VDI 2035, blad 1. Dit betekent
dus dat
tijdens de levensduur van de installatie de
som van het totale vul- en suppletiewater
het drievoudige van het nominale volume
van de verwarmingsinstallatie niet mag
overschrijden,
de som van de aardalkaliën in het water
< 3,0 mol/m³ moet zijn,
de totale hardheid van het water < 16,8° d
moet zijn en
als de hierboven vermelde vereisten niet
vervuld zijn, het water moet worden
onthard.
Als het specifieke installatievolume > 20 l/kW
verwarmingsvermogen is (bijv. bij installaties met
bufferreservoir), moet het verwarmingswater
algemeen worden onthard.
Het toestel is fabriekszijdig voor de in bedrijf-
name voorbereid.Om het toestel te vullen
en te ontluchten bevindt het 3-wegventiel
zich in de middenstand. Deze positie wordt
automatisch gewijzigd bij de eerste tapwa-
teropwarming. Indien het toestel in eerste
instantie alleen voor verwarming wordt
gebruikt, bijvoorbeeld voor het droogstoken
van de nieuwe woning, is het nodig om de
aandrijfmotor eenmalig te verwijderen om na
het vullen vervolgens weer te monteren. Voor
het vullen moet de speciale aansluiting in het
toestel gebruikt worden.
Er dient voor gezorgd te worden dat de
verwarmingsaanvoer- en retourleiding op de
juiste manier zijn aangesloten (afb. 10). Ter
vermindering van de geluidsoverdracht van
het watercircuit moeten de meegeleverde
24
flexibele drukslangen met steekaansluitingen
worden gebruikt. De warmte-isolatie dient
overeenkomstig de verordening voor verwar-
mingsinstallaties uitgevoerd te worden.
2.10.4.2 Bufferreservoir
De WPC is zodanig ontworpen, dat voor de
hydraulische ontkoppeling van de volumestro-
men tussen het warmtepompcircuit en het
verwarmingscircuit geen buffervat nodig is.
Wanneer een buffervat wordt toegepast,
moet bij de inbedrijfname van de WPC...cool
de parameter Continuloop WP-circulatie-
pomp op UIT worden ingesteld. De WP-cir-
culatiepomp is in de WPC...cool ingebouwd.
Bij het aanbrengen van de leidingen tussen
warmtepomp en buffervat geldt een maximaal
beschikbaar extern drukverschil zoals aange-
geven in de grafiek op pagina 15.
2.10.4.3 Zuurstofdiffusie
Bij niet-diffusiedichte vloerverwarmingen van
kunststofbuizen of bij open verwarmingsinstal-
laties kan bij het gebruik van stalen verwar-
mingselementen, stalen buizen of buffervaten
door zuurstofdiffusie corrosie aan de stalen
onderdelen ontstaan. De corrosieproducten,
zoals b.v. roestmodder, kunnen zich in de con-
densor van de warmtepomp afzetten en door
de daardoor ontstane doorsnedevernauwing
tot capaciteitsverliezen van de warmtepomp
of tot uitschakeling van de warmtepomp door
de hogedrukbeveiligingsschakelaar leiden.
Het gebruik van de warmtepomp
in verbinding met niet diffusiedich-
te leidingen is daarom niet toegestaan.
2.10.4.4 Kalkafzetting
Bepalend voor de afzetting van kalksteen in
warmwatertoestellen zijn: de watercondi-
tie, werkingscondities en het volume. Om
schade aan ventielen, warmtewisselaar en
verwarmingselement te voorkomen, is de wa-
terkwaliteit te testen en volgens VDI 2035 te
controleren.
Opmerking.: De kennis omtrent de hardheid
van het water alleen is niet voldoende. Belang-
rijk voor de kalksteenvorming is de concen-
tratie aan Calciumhydrogeencarbonaat. Deze
waarde kan men opvragen bij het waterbedrijf.
2.10.4.5 Wateraansluiting
Installatievoorbeeld blz. 43 en 45
Breng de warmwaterretourleiding en de
koudwateraanvoerleiding aan. Om een een-
voudige koppeling aan de warmwaterinstal-
latie mogelijk te maken, worden in de extra
verpakking haakse aansluitingen meegeleverd.
Leidingmateriaal
Koud waterleiding Warm waterleiding
Koperen buis
Koperen buis
Stalen buis
Stalen of koperen buis
Kunststofbuizen mogen uitsluitend worden
toegepast als ze zijn voorzien van het desbe-
treffende DVGW-keuringsteken.
Volgens de energiebesparingsrichtlijn (EnEV)
moet de warmwaterleiding voorzien zijn van
warmte-isolatie. Het veiligheidsventiel aan de
zijde van de constructie moet opengaan bij
max. 1 MPa (10 bar).
Afblaasleiding:
–
Afmetingen van de afblaasleiding aan-
passen aan een volledig geopend veilig-
heidsventiel. De afblaasopening van het
veiligheidsventiel moet naar buiten toe
geopend zijn.
–
De afblaasleiding van het veiligheidsventiel
moet met een onderbroken verval wor-
den geïnstalleerd.
–
De instructies in de montageaanwijzing
„Veiligheidsventiel" moeten worden opge-
volgd.
Warmwaterboiler
met water door de
warmwaterkraan te openen. Spoel de boiler
vervolgens grondig door.
Voer een dichtheids-
controle uit.
Aansluiting van een circulatieleiding
Door de warmteverliezen van de circulatie-
leiding en het elektrische energieverbruik van
de circulatiepomp daalt het rendement van de
installatie. Indien mogelijk dient u van de cir-
culatieleiding af te zien. Indien dit niet mogelijk
is, dient de circulatiepomp bij de constructie
thermisch en qua tijd te worden geregeld.
De circulatieleiding dient door middel van een
T-stuk in de koudwateraanvoer rechtstreeks
aan het apparaat te worden gekoppeld.