2 P
RODUCTOVERZICHT
A
LGEMENE BESCHRIJVING VAN DE WERKING
V
ACUÜMOPWEKKING
De ejector is geconcipieerd voor de handling van onderdelen in combinatie met vacuüm-
systemen.
Via de signaalingang „Zuigen" wordt de venturisproeier geactiveerd resp. gedeactiveerd.
Bij de NO-variant wordt de venturisproeier bij een aanwezige signaalingang „Zuigen" ge-
deactiveerd, bij de NC-variant daarentegen geactiveerd.
Een geïntegreerde sensor registreert het door de venturisproeier gegenereerde vacuüm.
Dit wordt via elektronica geanalyseerd en op de display weergegeven. De meetwaarde
dient als basis voor de lucht-besparingsfunctie, het schakelen van de uitgang benevens
voor de veelvoudige analysefuncties van de Energy-Process-Control.
De ejector beschikt over een geïntegreerde lucht-besparingsfunctie. De ejector regelt in de
bedrijfstoestand „Zuigen" automatisch het vacuüm. De elektronica schakelt daarbij de ven-
turisproeier bij het bereiken van het door de operator ingestelde schakelpunt H1 uit.
Bij kleine te evacueren volumen kan het voorkomen dat het vacuüm pas wezen-
lijk boven het ingestelde schakelpunt H1 wordt uitgeschakeld. Dit verschijnsel
duidt niet op een fout of storing.
De geïntegreerde terugslagklep voorkomt bij vastgezogen objecten met een dicht opper v-
lak dat het vacuüm wegvalt. Indien het systeemvacuüm door optredende lekkages onder
de schakelwaarde H1-h1 zakt, wordt de venturisproeier weer ingeschakeld.
De voedingsspanning wordt door de elektronica bewaakt. Daalt de voedingsspanning on-
der ca. 19,2 V, dan wordt dit door middel van een foutmelding weergegeven. Onder deze
spanningsdrempel is een gedefinieerde werking van de ejector niet meer gewaarborgd.
Bovendien wordt tevens de maximaal toelaatbare bovenste grens van de voedingsspan-
ning van ca. 26,4 V bewaakt. Bij een overschrijden wordt dit tevens weergegeven.
S
C HMA LZ
(
AANZUIGEN VAN HET WERKSTUK
SCPS
- 2
I
)
2-8