I
NBEDRIJFSTELLING
Een correct opgebouwde IO-link-communicatie wordt door een brandende communicatie-
LED op de IO-link Masterport gesignaleerd.
Op de ejector kan door het bedienen van de toets
worden weergegeven.
Een typische handlingscyclus is onderverdeeld in de drie stappen: Aanzuigen, Afblazen en
Ruststand. Ter controle, of voldoende vacuüm werd opgebouwd, wordt tijdens het aanzui-
gen de schakeldrempel H2 bewaakt.
SCPSi – xx – xx - NO
Stap
Bit
1
2
3
4
5
6
Signaaltoestand-wisseling
PDO 0.0 = BDO Byte 0 Bit 0
C
M
ONDITION
ONITORING
Optredende Condition Monitoring gebeurtenissen resulteren tijdens de zuigcyclus in het
direct omschakelen van de systeemstatuslamp van groen op geel. Welk concreet event
deze omschakeling heeft teweeggebracht, kan men in de IO-link-parameter „Condition
Monitoring" vinden. De hieronder vermelde tabel toont diens codering:
Codering van de Condition Monitoring waarschuwingen
Bit
Gebeurtenis
0
Klepbeschermingsfunctie actief
1
Ingestelde grenswaarde t-1 voor evacuatietijd overschreden
2
Ingestelde grenswaarde -L- voor lekkage overschreden
3
Drempelwaarde H1 werd niet bereikt
4
Stuwdruk > (H2-h2) en < H1
5
Voedingsspanning buiten werkbereik
7
Systeemdruk buiten werkbereik
S
Toestand
PDO 0.0
Zuigen IN
Vacuüm
PDI 0.0
> H2
PDO 0.0
Zuigen UIT
PDO 0.1
Afblazen IN
PDO 0.1
Afblazen UIT
Vacuüm
PDI 0.0
< (H2-h2)
van
LOW
naar
[CM]
SCPS
- 2
C HMA LZ
I
de bedrijfsmodus van de ejector
SCPSi – xx – xx - NC
Signaal
HIGH
|
Signaaltoestand-wisseling
5-55
Toestand
PDO 0.0
Zuigen IN
Vacuüm
PDI 0.0
PDO 0.0
Zuigen UIT
PDO 0.1
Afblazen IN
PDO 0.1
Afblazen UIT
Vacuüm
PDI 0.0
< (H2-h2)
van
HIGH
> H2
naar
LOW