CONTROLEER HET PEIL VAN DE
MOTORKOELVLOEISTOF
Het peil en de kwaliteit van de motorkoelvloeistof moeten
voor elk gebruik bij koude en uitgeschakelde motor worden
gecontroleerd.
Het koelsysteem is een gesloten type. Open de radiatordop
nooit tenzij u het systeem aan het spoelen bent. Als u de
radiatordop opent, kan lucht in het koelsysteem
terechtkomen wat tot oververhitting kan leiden.
1. Verwijder het inspectieluik van de motor (zie figuur 23).
2. Controleer het peil van de koelvloeistof alleen in het
overloopreservoir (A, figuur 28). De koelvloeistof zou
aan de markering LAAG (KOUD) ["LOW (COLD)"]
moeten staan.
3. Als de koelvloeistof te laag staat, verwijdert u de dop (E)
van het reservoir en voegt u koelvloeistof toe tot aan de
markering "H".
4. Breng de dop weer aan.
OPMERKING: Een correct koelvloeistofmengsel bestaat uit
gelijke delen ethyleenalcohol en gedistilleerd water. Zie de
handleiding van de motorleverancier voor
motorkoelvloeistofspecificaties.
VERVANG DE
MOTORKOELVLOEISTOF
Deze procedure is van toepassing op het voor de eerste
keer vullen van de radiator of het vullen van de radiator
nadat hij werd gespoeld.
1. Controleer of alle leidingen zijn aangesloten en alle
klemmen zich op hun plaats bevinden.
2. Draai de radiatordop (A, figuur 29) 90 graden naar links.
Duw de dop naar beneden en draai hem verder naar
links om hem te verwijderen.
OPMERKING: Probeer de radiatordop niet te verwijderen
zonder hem eerst naar beneden te duwen.
3. Giet traag motorkoelvloeistof in de radiator tot de
vloeistof tot aan de lip van de vulpoort voor
motorkoelvloeistof komt. Zorg ervoor dat zich tijdens het
vullen van de radiator geen luchtbellen vormen. Terwijl
de koelvloeistof in de radiator loopt, knijpt u in de
radiatorleidingen (B, figuur 28) om lucht uit het
koelsysteem te helpen verwijderen.
4. Draai de radiatordop vast. Laat de lippen op de
achterkant van de radiatordop samenvallen met de
groeven van de motorkoelvloeistofvulpoort. Duw de dop
naar beneden en draai hem ongeveer 90 graden naar
rechts.
5. Verwijder de dop van de reservetank en vul de tank met
motorkoelvloeistof tot de markering LAAG (KOUD)
["LOW (COLD)"] (C). Breng de dop weer aan.
6. Controleer de leiding waarmee de reservetank op de
radiator is aangesloten (B, figuur 29). Vergewis u ervan
dat ze goed vastzit en dat ze geen scheuren of schade
vertoont. Als de leiding beschadigd is, zal de
koelvloeistof weglekken in plaats van naar de
reservetank te lopen.
Periodiek onderhoud
WAARSCHUWING
SYSTEEM ONDER DRUK
Warme koelvloeistof kan ernstige brandwonden
veroorzaken. Draai de radiatordop nooit open.
Wacht tot de motor is afgekoeld voor u het peil
van de koelvloeistof controleert of de dop van
het reservoir verwijdert.
B
A
D
C
Figuur 28. Het peil van de motorkoelvloeistof
controleren
A. Overloopreservoir
B. Radiatorleidingen
C. Markering Laag (koud)
D. Markering Vol (warm)
E. Dop
Figuur 29. De radiatorkoelvloeistof vervangen
A. Radiatordop
B. Verbindingsleiding tussen radiator en reservetank
E
B
A
33