Om de oliefilter te vervangen:
1. Zet de motor uit, activeer de parkeerrem, haal de sleutel
uit het contact en wacht tot alle bewegende delen tot
stilstand zijn gekomen.
2. Laat de motor en de omringende oppervlakken afkoelen
tot kamertemperatuur.
3. Sluit de afsluitkleppen van beide brandstoftanks (zie
figuur 2 voor hun plaats).
OPMERKING: De brandstoffilter wordt uitsluitend in zijn
geheel vervangen. Het filterelement kan niet apart worden
vervangen.
4. Verwijder de filter uit de houder en verwijder de
filterslangen van de filter. Houd de filter tijdens het
verwijderen voorzichtig vast om te voorkomen dat u
brandstof morst.
5. Monteer de nieuwe filter op de houder, sluit de
brandstofslangen aan en open de afsluitkleppen van de
beide brandstoftanks. Neem gemorste brandstof op.
Om de waterafscheider af te tappen:
1. Zet de motor uit, activeer de parkeerrem, haal de sleutel
uit het contact en wacht tot alle bewegende delen tot
stilstand zijn gekomen.
2. Laat de motor en de omringende oppervlakken afkoelen
tot kamertemperatuur.
3. Sluit de afsluitkleppen van beide brandstoftanks (zie
figuur 2 voor hun plaats).
4. Draai de afsluitklep (A, figuur 21) van de
waterafscheider naar links in de stand UIT ("OFF").
5. Schroef de waterkolf los van de waterafscheider. Houd u
aan de afvalverwerkingsvoorschriften wanneer u de
inhoud van de kolf weggooit.
6. Schroef de waterkolf weer op de waterafscheider, draai
de afsluitklep van de waterafscheider naar links open en
open de afsluitkleppen van de brandstoftank.
Periodiek onderhoud
A
Figuur 20. Tap de waterafscheider af
A. Waterafscheider
Tijdens de normale werking van de motor
wordt een zuigkracht op de
waterafscheider uitgeoefend. Zorg ervoor
dat de aftapklep goed dicht is om te
helpen voorkomen dat er lucht in het
brandstofsysteem terechtkomt.
A
Figuur 21. De waterafscheider aftappen
A. Afsluitklep van de waterafscheider
29