INSTALLATIE
Ingebruikname
WATER
GRONDWATERSTATION
VERWARMEN
REGELDYNAMIEK
HD SENSOR MAX
VERMOGEN VERW CIRCUITPOMP
REGELDYNAMIEK
Instelbereik 0 tot 30
De ingestelde regeldynamiek geeft een indicatie van de schake-
lafstand tussen de compressor en de trappen van de elektrische
nood-/bijverwarming. In normale situaties moet de vooringestelde
dynamiek voldoende snel en zonder schommelingen werken. Bij
snel reagerende verwarmingssystemen moet een kleinere waarde
ingesteld worden; bij zeer trage systemen een hogere waarde.
HD SENSOR MAX
Maximale hoge druk
Instelbereik 38 bar tot 40 bar.
Deze instelling begrenst de hoge druk tijdens verwarmen of tij-
dens de warmwaterbereiding. Als de maximale hoge druk wordt
bereikt, volgt een regelstop en wordt de stilstandtijd geactiveerd.
Zie in dit verband ook WW LEERFUNCTIE.
VERMOGEN VERW CIRCUITPOMP
Stel hier het "Nominaal debiet verwarming" in (zie hoofdstuk
"Technische gegevens/gegevenstabel").
WARMWATER
VERMOGEN WARMWATERPOMP
VERMOGEN WARMWATERPOMP
Stelt u hier de maximale volumestroom in. Bij ruis (lawaai) ver-
minderd u de volumestroom.
COMPRESSOR
STILSTANDTIJD
EENFASE-WERKING
DIRECTSTART
STILSTANDTIJD
Na het uitschakelen van een warmtepomp wordt een stilstandtijd
ingesteld om de compressor te beschermen. De vooringestelde
stilstandtijd van 20 minuten mag in normale werking niet worden
onderschreden. Als een verlaging wegens reparatie- of instel-
werkzaamheden vereist is, moet u na deze werkzaamheden in elk
geval een terugstelling naar 20 minuten instellen.
www.stiebel-eltron.com
EENFASE-WERKING
Deze parameter moet altijd op UIT staan.
DIRECTSTART
Tijdens de ingebruikname kunt u de werking van de warmte-
pomp controleren door een directe start van de warmtepomp te
activeren. Als de parameter wordt aangelopen, verschijnt op het
display UIT. Wanneer u op AAN instelt en op "OK" drukt, wordt
de directe start uitgevoerd. De overeenkomstige pompen worden
na de start ingeschakeld. De waarde 60 seconden wordt op het
display zichtbaar naar 0 afgeteld, daarna verschijnt bij directstart
AAN op het display.
Vervolgens schakelen de warmtepomp en de bijbehorende buf-
ferlaadpomp in.
NOODBEDRIJF
Gedrag in geval van storing "Fatal Error" in combinatie met het
noodbedrijf:
De parameter NOODBEDRIJF kan IN of UIT worden geschakeld.
Instelling noodbedrijf op AAN:
Zodra er zich storingen voordoen en de warmtepomp uitvalt,
schakelt de programmaschakelaar automatisch naar de modus
Noodbedrijf.
Instelling noodbedrijf op UIT:
Zodra er zich storingen voordoen en de warmtepomp uitvalt, zorgt
de elektrische nood-/bijverwarming alleen voor verwarming als
vorstbescherming. De klant moet zelf bewust de werkwijze Nood-
bedrijf selecteren.
RESET WARMTEPOMP
In geval van storingen kunt u de warmtepomp resetten. Door in-
stelling op AAN wordt de opgetreden storing gereset. De compres-
sor start opnieuw. De storing blijft opgeslagen in de storingslijst.
RESET FOUTLIJST
De volledige storingslijst wordt gewist.
RESET SYSTEEM
Na een systeemreset wordt de warmtepompmanager weer in zijn
oorspronkelijke leveringstoestand geplaatst.
f U dient het overeenkomstige warmtepomptype opnieuw in te
stellen.
Info
De warmtepomp mag alleen gebruikt worden als brine|-
water-warmtepomp.
f U dient het warmtepomptype WPC MFG in te stellen.
WPC | WPC cool |
39