INSTALLATIE
Buitendienststelling
15. Buitendienststelling
Als de installatie buiten dienst gesteld moet worden, zet u de
warmtepompmanager op stand-by. De veiligheidsfuncties voor
de bescherming van de installatie blijven op die manier verzekerd
(bv. vorstbescherming).
U hoeft de installatie 's zomers niet uit te schakelen. De warm-
tepompmanager beschikt over een automatische zomer-/winter-
omschakeling.
Materiële schade
!
De stroomvoorziening mag u ook buiten de verwarmings-
periode niet onderbreken. Als de stroomvoorziening
wordt onderbroken, wordt de actieve vorstbescherming
van de installatie niet meer gegarandeerd.
Materiële schade
!
Houd rekening met de temperatuurgrenzen en het mi-
nimale circulatievolume aan de warmteafgiftezijde (zie
hoofdstuk "Technische gegevens/gegevenstabel").
Materiële schade
!
Maak de installatie aan de waterzijde leeg, terwijl de
warmtepomp volledig is uitgeschakeld en wanneer er
vorstgevaar bestaat.
16. Storingen verhelpen
WAARSCHUWING elektrische schok
f Schakel bij alle werken het toestel spanningsvrij.
16.1 Storingsindicaties op het display
Storingen die in de installatie of in de warmtepomp optreden,
worden aangegeven op het display. Voor de foutopsporing en
analyse van de verwarmingsinstallatie en de warmtepomp kunt
u onder Diagnose alle belangrijke procesgegevens en busdeelne-
mers opvragen en een relaistest uitvoeren.
f Analyseer voor de storingopsporing alle beschikbare
parameters voor u de schakelkast van de warmtepomp
openmaakt.
Als de veiligheidstemperatuurbegrenzer van de elektrische nood-/
bijverwarming geactiveerd werd, wordt dit niet door de warmte-
pompmanager aangegeven. De veiligheidstemperatuurbegrenzer
kan door de installateur worden gereset door op de resetknop te
drukken. De oorzaak voor het aanspreken van de veiligheidstem-
peratuurbegrenzer is meestal lucht in het verwarmingscircuit of
een te gering verwarmingsdebiet.
f Controleer het verwarmingsdebiet en ontlucht de
verwarmingsinstallatie.
www.stiebel-eltron.com
16.2 Foutmelding
Als het toestel een fout registreert, wordt deze door middel van
de volgende melding duidelijk zichtbaar weergegeven.
DINSDAG 25JUN 13
FOUT
!
SENSORBREUK E 71
COMFORTWERKING
Als er meer dan één fout is opgetreden, wordt altijd de laatst
opgetreden fout getoond. Informeer uw installateur.
16.2.1 Warmtepompspecifieke storing of hardwarestoring
Zie hoofdstuk Storingstabel.
16.2.2 De warmtepomp draait niet
Na een vervanging van de regelaar of het uitvoeren van de "RESET
SYSTEEM" start de warmtepomp niet opnieuw op.
Controleer het in het controllertype ingestelde warmtepompty-
pe in het menu DIAGNOSE/SYSTEEM/WARMTEPOMPTYPE. Als dit
geen "WPC MFG" is, kunt u opnieuw een "RESET SYSTEEM" uit-
voeren. Kies vervolgens het correcte warmtepomptype.
De warmtepomp staat in stand-by [ ].
f Schakel de installatie naar programmawerking.
De spertijd is actief; de spertijd wordt aangegeven.
f Wacht tot de blokkeertijd verstreken is. De warmtepomp start
automatisch opnieuw.
Er is geen warmteaanvraag.
f Controleer de gevraagde en actuele waarden onder de
menuoptie "Info".
Er is eventueel een verkeerde beveiliging.
f Zie het hoofdstuk "Technische gegevens/gegevenstabel".
Info
De warmtepomp kan pas weer worden gestart als de fout
verholpen is en een reset van de warmtepomp uitgevoerd
werd (parameter Reset warmtepomp).
Andere parameters voor de installatieanalyse:
- DIRECTSTART: Alleen onze klantenservice heeft toestemming
om de directstart uit te voeren. Bij de directstart wordt een
controle van de warmtepompcompressor uitgevoerd.
- RELAISTEST: test van alle relais die de warmtepompmanager
aanstuurd.
16:27 UUR
WPC | WPC cool |
43