INSTALLATIE
Ingebruikname
De bronpomp wordt altijd 30 seconden eerder ingeschakeld voor
de compressor bij warmteaanvraag door de verwarming of start
van het warm water.
Info
Na het uitschakelen van de warmtepomp heeft de bron-
pomp een naloop van 60 seconden.
VERMOGEN SOLEPOMP
Hier kunt u het debiet van de bronpomp instellen.
Het warmtebrondebiet wordt ingesteld aan de hand van het tem-
peratuurverschil van het warmtebroncircuit.
f Gebruik het toestel in verwarmingsfunctie of warmwaterwer-
king. Schakel daarvoor het toestel in met de parameter VER-
MOGEN SOLEPOMP in het menu INGEBRUIKNAME / BRON.
f Start de instelling van de bronpomp na een minimale loop-
tijd van de warmtepomp van ca. 10 minuten.
Stel het vermogen van de bronpomp zo in dat het temperatuurver-
schil aan de bronzijde wordt bereikt of niet wordt overschreden.
Het debiet aan de bronzijde wordt niet op het display weerge-
geven.
Max. temperatuurverschil van het warmtebroncircuit
6
5
4
3
2
1
-5
0
5
Y
Max. temperatuurverschil [K]
X
Broningangstemperatuur [°C]
1
Cv-aanvoer 35 °C
2
Cv-aanvoer 50 °C
Info
De bronuitgangstemperatuur kunt u op het display van de
warmtepompmanager onder het menupunt INFO TEMPE-
RATUREN aflezen.
38
| WPC | WPC cool
1
2
10
15
20
Nalooptijd bronpomp met luchtafvoermodule
400
350
300
4
250
200
3
150
100
2
1
50
0
-6
-5
-4
-3
-2
-1
0
Y Nalooptijd bronpompe [minuten]
X Brine-ingangstemperatuur [°C]
1 LUCHTAFVOERMODULE 30
2 LUCHTAFVOERMODULE 60
3 LUCHTAFVOERMODULE 120
4 LUCHTAFVOERMODULE 180
BRONMEDIUM
Info
De warmtepomp mag alleen gebruikt worden als brine|-
water-warmtepomp.
ETHYLEENGLYCOL
KALIUMCARBONAAT
LUCHTAFVOERMODULE 0 0, 30, 60, 120 en 180
(alleen in combinatie met luchtafvoermodule LWM 250)
Bij een brine-ingangstemperatuur van < 10 °C kan, in combinatie met
de luchtafvoermodule en ethyleenglycol of propyleenglycol als brine,
een regenerering van de warmtebroninstallatie uitgevoerd worden.
Met de instellingen kan de nalooptijd van de bronpomp
na het uitschakelen van de warmtepomp worden bepaald.
De vermelde cijferwaarden komen overeen met de nalooptijd in
minuten bij een gemiddelde brine-ingangstemperatuur van 0 °C.
Instelling
LUCHTAFVOERMODULE 0
LUCHTAFVOERMODULE 30
LUCHTAFVOERMODULE 60
LUCHTAFVOERMODULE 120
LUCHTAFVOERMODULE 180
Als de brine-ingangstemperatuur stijgt, wordt de resulterende
nalooptijd van de bronpomp korter. Als de brine-ingangstem-
peratuur daalt, wordt de nalooptijd langer. Vanaf een brine-in-
gangstemperatuur van 10 °C vindt altijd een minimale naloop van
één minuut plaats.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
Nalooptijd van de bronpomp
1 minuut
30 minuten
60 minuten
120 minuten
180 minuten
www.stiebel-eltron.com
10