BEDIENING
Menustructuur
Instelling "1": Lichte isolatie (berekening gemiddelde waarde over
24 uur) van de buitentemperatuur, bv. houtconstructie met snelle
warmtedoorgang.
Instelling "2": Gemiddelde isolatie (berekening gemiddelde waar-
de over 48 uur) van de buitentemperatuur, bv. gemetseld met
warmte-isolatie met gemiddelde warmtedoorgang.
Instelling "3": Sterke isolatie (berekening gemiddelde waarde over
72 uur) van de buitentemperatuur. Huis met trage warmteover-
dracht.
Als de berekende buitentemperatuur ≥ de ingestelde buitentem-
peratuur is, schakelen beide verwarmingcircuits (indien voorhan-
den) naar zomerbedrijf, terugschakelhysteresis –1 K.
Bij regeling met vaste waarde is het zomerbedrijf voor het eerste
verwarmingscircuit niet actief.
MAX RETOURTEMPERATUUR
Instelbereik 20 °C tot 60 °C.
Als deze ingestelde temperatuur tijdens de verwarmingsfunctie
op de retoursensor wordt bereikt, wordt de warmtepomp on-
middellijk uitgeschakeld. Deze veiligheidsfunctie voorkomt dat de
hogedrukbeveiligingsschakelaar wordt geactiveerd. Het bereiken
van deze waarde heeft geen foutmelding tot gevolg.
Tijdens warmwaterwerking wordt de retourtemperatuur niet op-
gevraagd.
MAX AANVOERTEMPERATUUR
Maximale aanvoertemperatuur van de warmtepomp voor ver-
warming
Instelbereik 20 °C tot 65 °C.
Deze instelling beperkt de aanvoertemperatuur van de warm-
tepomp en van de elektrische nood-/bijverwarming tijdens de
verwarmingsfunctie.
VASTE-WAARDEWERKING
De retour van de warmtepomp wordt geregeld op de ingestelde
vaste waarde. Het uurprogramma wordt niet aanvaard. De ver-
schillende standen van de programmaschakelaar hebben alleen
nog effect op het mengklepcircuit (indien voorhanden). In de stand
Stand-by van de programmaschakelaar wordt de vorstbescher-
ming geactiveerd en wordt de compressor uitgeschakeld als een
vaste waarde ingesteld is. De zomerlogica heeft bij de vaste-waar-
deregeling geen werking, m.a.w. de verwarmingscircuitpomp
voor het directe verwarmingscircuit wordt niet uitgeschakeld.
VERWARMINGSCIRCUIT OPTIM
Bij aangesloten Uponor DEM-WP-module wordt de stooklijn dy-
namisch optimaal aangepast aan de warmtebehoefte van de in-
dividuele ruimtes. De vooringestelde stooklijn wordt tot 50 % van
haar originele waarde gewijzigd.
De parameter VERWARMINGSCIRCUIT OPTIM wordt alleen weer-
gegeven wanneer er geen mengklepsensor en geen afstandsbe-
diening FE7 aangesloten is.
De parameter VERWARMINGSCIRCUIT OPTIM kan op de waarde
"AAN" of "UIT" worden gezet. De standaardwaarde is "UIT".
18
| WPC | WPC cool
Alleen wanneer een Uponor DEM-WP-module aangesloten wordt,
mag deze parameter op "AAN" gezet worden.
Deze functie heeft uitsluitend effect in de bedrijfsmodussen Com-
fortwerking, ECO-werking en Programmawerking.
VORSTBEVEIL
Om bevriezing van de verwarmingsinstallatie te voorkomen, scha-
kelen de verwarmingscircuitpompen bij de ingestelde vorstbe-
schermingstemperatuur in; de terugschakelhysteresis bedraagt
1 K.
AFSTANDSBEDIENING FE7
INSTELLING VERW CIRCUIT
RUIMTE-INVLOED
KAMERCORRECTIE
Dit menupunt wordt alleen weergegeven wanneer de afstands-
bediening FE7 aangesloten is.
INSTELLING VERW CIRCUIT
Afstandsbediening FE7 naar keuze voor beide verwarmingscir-
cuits.
Met deze parameter kunt u bepalen op welk verwarmingscircuit
de afstandsbediening moet inwerken. Bij INFO / INSTALLATIE /
KAMERTEMPERATUUR kan, afhankelijk van de voorkeuze van de
afstandsbediening, de werkelijke kamertemperatuur opgevraagd
worden.
RUIMTE-INVLOED
Standaardinstelling 5. Instelbaar van ---- over 0 tot 20 Streepjes
(----) op het display
Bij aangesloten afstandsbediening FE 7 dient de kamersensor al-
leen voor de registratie en weergave van de actuele kamertempe-
ratuur. Deze heeft geen invloed op de regeling. Met de afstands-
bediening kan de kamertemperatuur voor verwarmingscircuit 1
of 2 alleen in automatische werking met ± 5 °C worden gewijzigd.
Deze wijziging van de gevraagde waarde geldt voor de respectieve
actuele verwarmingstijd, niet voor de verlagingstijd.
Tegelijk dient de instelling "0 tot 20" voor de sturing van de ka-
merafhankelijke nachtverlaging. Dit betekent dat, wanneer wordt
overgeschakeld van de verwarmingsfase naar de verlagingsfase,
de verwarmingscircuitpomp uitschakelt. Ze blijft uitgeschakeld tot
de actuele kamertemperatuur voor het eerst onder de gevraag-
de kamerwaarde daalt. Daarna wordt verder weersafhankelijk
geregeld.
Als de kamertemperatuur ook bij het regelcircuit moet worden
betrokken, moet de invloed van de kamersensor ingesteld worden
op een waarde > 0. De invloed van de kamersensor heeft dezelfde
werking als de buitensensor op de retourtemperatuur, maar het
effect is 1 tot 20 keer groter (overeenkomstig de ingestelde factor).
Kamertemperatuurafhankelijke retour-/aanvoertemperatuur
met buitentemperatuurinvloed
Bij deze regelingswijze wordt een regelaarcascade gevormd op
basis van de weersafhankelijke en kamertemperatuurafhanke-
lijke retour-/aanvoertemperatuurregeling. De weersafhankelijke
www.stiebel-eltron.com