INSTALLATIE
Ingebruikname
12.5 Afstandsbediening FE 7 (Remote control FE 7)
Aansluitveld FE 7
Met de afstandsbediening FE 7 kunt u de gevraagde kamertempe-
ratuur voor verwarmingscircuit 1 of verwarmingscircuit 2 alleen
in automatische werking met ± 5 °C wijzigen. Bovendien kunt
u de bedrijfsmodus wijzigen. Sluit de afstandsbediening op de
klemmen Afstandsbed.1 en Afstandsbed.3 op klemmenblok X2
en op het massablok X26 voor laagspanning van het toestel aan.
12.6 Afstandsbediening FEK
Aansluitveld FEK
1 2 3 4 5 6
H L
Met de afstandsbediening FEK kunt u niet alleen de bedrijfsmo-
dus veranderen, maar ook de gevraagde kamertemperatuur voor
verwarmingscircuit 1 of verwarmingscircuit 2 met ± 5 °C wijzigen.
Sluit de afstandsbediening aan op de klemmen H, L en + op
klemmenblok X2 van het toestel.
f Houd ook rekening met de gebruiksaanwijzing van de FEK.
12.7 Uponor DEM-WP-module
Bij aangesloten Uponor DEM-WP-module wordt de stooklijn dy-
namisch optimaal aangepast aan de warmtebehoefte van de in-
dividuele ruimtes. De vooringestelde stooklijn wordt tot 50 % van
haar originele waarde gewijzigd.
De aansluiting van de Uponor DEM-WP-module vormt een alter-
natief voor de aansluiting van een FE7-afstandsbediening. Werking
met beide toestellen is niet mogelijk.
Sluit de Uponor DEM-WP-module aan op de klemmen afstandsb. 1
en
op klemmenblok X2 van het toestel.
f Houd ook rekening met de gebruiksaanwijzing van de
Uponor DEM-WP-module.
12.8 Internet Service Gateway ISG
Met de Internet Service Gateway ISG kan de warmtepomp in het
lokale thuisnetwerk en op afstand via internet benaderd worden.
36
| WPC | WPC cool
+
Sluit de Internet Service Gateway aan op de klemmen H, L en
op klemmenblok X2 van het toestel.
De stroomvoorziening van de ISG loopt niet via de warmtepomp.
f Houd hierbij ook rekening met de gebruiksaanwijzing van de
ISG.
13. Ingebruikname
Alle instellingen in de ingebruiknamelijst van de warmtepomp-
manager, de ingebruikname van het toestel en de opleiding van
de gebruiker moeten uitgevoerd worden door een installateur.
De ingebruikname moet uitgevoerd worden overeenkomstig deze
bedienings- en installatiehandleiding. Voor de ingebruikname
kunt u een beroep doen op onze klantenservice (tegen betaling).
Als u dit toestel commercieel gebruikt, dient u voor de ingebruik-
name eventueel rekening te houden met de voorschriften van de
bedrijfsveiligheidsverordening. Meer informatie hieromtrent vindt
u bij de bevoegde bewakingsinstantie (bv. TÜV).
13.1 Controle voor de ingebruikname
Controleer de hierna vermelde punten voor de ingebruikname.
13.1.1 Verwarmingsinstallatie
- Heeft u de verwarmingsinstallatie met de juist druk gevuld?
- Heeft u de snelontluchter op de multifunctionele groep (MFG)
na het ontluchten weer gesloten?
Materiële schade
!
Bij vloerverwarming neemt u de maximale systeemtem-
peratuur in acht.
13.1.2 Warmtebron
Materiële schade
!
Bij droogverwarmen met een brine|water-warmtepomp
kan de warmtebron, in het bijzonder een aardwarm-
tesonde, overbelast worden. Daarbij bevriest de grond
rond de aardwarmtesonde. De warmteoverdracht naar
de grond wordt onherstelbaar beschadigd.
f Neem het hoofdstuk „Menustructuur / Menu PRO-
GRAMMA'S / OPWARMPROGRAMMA" in acht.
13.1.3 Temperatuursensor
- Heeft u de buitensensor en de retoursensor (in combinatie
met buffervat) juist aangesloten en geplaatst?
13.1.4 Veiligheidstemperatuurbegrenzer
Bij een omgevingstemperatuur lager dan -15 °C is het mogelijk
dat de veiligheidstemperatuurbegrenzer van de multifunctionele
groep activeert.
f Controleer of de veiligheidstemperatuurbegrenzer werd
geactiveerd.
www.stiebel-eltron.com