INSTAllATIe
Installatie
4
1
2
3
1 Betonnen vloer
2 Geluidsisolatie
3 Zwevende vloer
4 Uitsparing
- De ruimte mag niet door stof, gassen of dampen explosiege-
vaarlijk zijn. De in de tabel vermelde minimumwaarden voor
het plaatsingsoppervlak en voor het volume in de plaatsings-
ruimte mogen niet worden onderschreden.
Type
Volume
WPF 20
14 m³
WPF 27 | WPF 27 HT
16 m³
WPF 35
23 m³
WPF 40
23 m³
WPF 52
28 m³
WPF 66
33 m³
- Bij plaatsing van de WPF in een verwarmingsruimte in
combinatie met andere verwarmingsapparaten dient ervoor
te worden gezorgd dat het gebruik van de andere verwar-
mingstoestellen niet nadelig wordt beïnvloed.
10.2.3 Geluidsemissie
De warmtepomp mag niet onder of naast slaapvertrekken worden
geplaatst. Buisdoorvoeropeningen in wanden en plafonds dienen
te worden voorzien van trillingsdemping.
10.3 Installatie van de warmtebroninstallatie
De warmtebroninstallatie voor de brine-water-warmtepomp dient
conform de voorschriften van Stiebel Eltron te worden uitgevoerd.
Toegelaten warmtedragers:
- Warmtedragervloeistof als concentraat op basis van ethy-
leenglycol, ordernr.: 231109
- Warmtedragervloeistof als concentraat op basis van ethy-
leenglycol, ordernr.: 161696
www.stiebel-eltron.com
10.3.1 Circulatiepomp en vereiste volumestroom
Voor het brinetransport dient een circulatiepomp met gegoten
wikkelingen te worden gebruikt om massakortsluiting door con-
denswater in het elektrische pompgedeelte te voorkomen (koud-
wateruitvoering).
De circulatiepomp dient overeenkomstig de installatiespecifie-
ke omstandigheden te worden opgevat, d.w.z. nominale volu-
mestroom en drukverliezen dienen in aanmerking te worden
genomen (zie „Technische gegevens").
Bij iedere mogelijke brinetemperatuur moet een voldoende grote
volumestroom gegarandeerd zijn, dat wil zeggen:
nominale volumestroom berekenen bij brinetemperatuur 0 °C met
een tolerantie van + 10 %.
10.3.2 Aansluiting en brinevulling
Vóór de warmtepomp aangesloten wordt, moet het warmtebron-
circuit gecontroleerd worden op dichtheid en grondig met brine
gespoeld worden.
Het volume van het warmtebroncircuit moet worden bepaald. Het
brinevolume in de warmtepomp is te vinden in de tabel „Gege-
venstabel".
Het totale volume komt overeen met het vereiste brinevolume,
dat moet worden gemengd uit onverdund mono-ethyleenglycol
Grondvlak
en water. Het chloridegehalte van het water mag 300 ppm niet
5 m²
overschrijden.
7 m²
9 m²
Mengverhouding
9 m²
11 m²
De warmtedragerconcentratie is verschillend wanneer een bo-
13 m²
demcollector of een aardwarmtesonde als warmtebron wordt
gebruikt.
De mengverhouding kan uit de volgende tabel worden afgeleid.
Aardwarmtesonde
Bodemcollector
Na het vullen van de installatie met brine en voor de eerste inge-
bruikname moet u het brinecircuit zo lang ontluchten tot er geen
lucht meer in het brinecircuit aanwezig is.
10.3.3 Brineconcentratie controleren:
f Bepaal de densiteit van het ethyleenglycol-watermengsel bij-
f
voorbeeld met behulp van een densiteitmeter/refractometer.
Aan de hand van de gemeten densiteit en temperatuur kunt u de
beschikbare concentratie uit het diagram aflezen.
ethyleenglycol
25 %
33 %
Info
De vermelde vermogensgegevens hebben betrekking op
ethyleenglycol (zie "Technische gegevens").
Water
75 %
67 %
WPF 20-66 |
9