Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina
Inhoudsopgave

Advertenties

INSTAllATIe
Installatie
10.4.2 Verwarmingsinstallatie vullen
Watertoestand
Voor de installatie wordt gevuld, moet een analyse van het vulwa-
ter beschikbaar zijn. Deze kan bijvoorbeeld opgevraagd worden
bij de bevoegde watermaatschappij.
Materiële schade
!
Om schade door steenvorming te voorkomen, moet het
vulwater eventueel behandeld worden door het te ont-
harden of te ontzouten. De in het hoofdstuk "Technische
gegevens/gegevenstabel" vermelde grenswaarden voor
het vulwater moeten absoluut nageleefd worden.
f Controleer de grenswaarden 8-12 weken na de inge-
f
bruikname en tijdens het jaarlijkse onderhoud van
de installatie.
Info
Bij een geleidbaarheid van >1000 µS/cm is waterbehan-
deling door ontzouting beter geschikt om corrosie te
vermijden.
Info
Geschikte toestellen voor ontharden en ontzouten en om
verwarmingsinstallaties te vullen en te spoelen, kunt u
via de vakhandel aankopen.
Info
Wanneer u het vulwater behandelt met inhibitoren of
additieven, gelden de grenswaarden zoals bij ontzouting.
10.4.3 Buffervat
Om een storingsvrij gebruik van de warmtepomp te garanderen,
verdient het gebruik van een buffervat aanbeveling. Het buffervat
dient voor de hydraulische ontkoppeling van de volumestroom in
het warmtepompcircuit en verwarmingscircuit. Wanneer bijv. de
volumestroom in het verwarmingscircuit via thermostaatkleppen
wordt verminderd, dan blijft de volumestroom in het warmte-
pompcircuit constant.
10.4.4 Circulatiepomp (bufferlaadpomp)
Bij toepassing van een buffervat moet bij de uitvoering van de
in te bouwen circulatiepomp rekening worden gehouden met de
drukverliezen in de condensor, verbindingsleidingen, bochtstuk-
ken, ventielen etc.
10.4.5 Circulatiepomp (verwarmingspomp)
Wanneer er geen voorraadreservoir (buffervat) wordt gebruikt,
dan dient de verwarmingszijdige circulatiepomp van het verwar-
mingscircuit met inachtneming van het condensordrukverlies te
worden uitgevoerd. De nominale volumestroom bij ΔT = 10 K (zie
"Technische gegevens") van de warmtepomp moet door de in-
bouw van een overstroomklep bij iedere bedrijfstoestand van de
verwarmingsinstallatie gegarandeerd zijn.
10.4.6 Tweede externe warmtebron
Bij bivalente verwarmingssystemen moet de warmtepomp altijd in
de retourloop van de tweede warmtebron (bijv. olieketel) worden
geïntegreerd.
www.stiebel-eltron.com
Hoge verwarmingswatertemperatuur:
Bij bivalente verwarmingssystemen mag het retourwater van de
tweede warmtebron vlak na het uitschakelen van de warmte-
pomp met een temperatuur van max. 60 °C door de warmtepomp
stromen. Op zijn vroegst 10 minuten na het uitschakelen mag de
temperatuur 65 °C bedragen.
10.4.7 Warmte-energiemeters
Bij de inbouw van warmte-energiemeters aan de verwarmings-
zijde moet het extra drukverlies in aanmerking worden genomen.
De filters
in de warmte-energiemeters gaan door de in het verwarmingscir-
cuit meegevoerde vuildeeltjes gemakkelijk dichtzitten, waardoor
het drukverlies verder wordt verhoogd.

10.5 Behuizing monteren

Sokkelafdekking en zijdelingse afdekkingen monteren
2
1.
2.
1
f Sokkel 1 in het toestelframe ophangen en met behulp van
f
drie schroeven bevestigen.
f Afdekkingen 2 positioneren en met elk twee schroeven aan
f
de zijkant bevestigen.
1
3.
WPF 20-66 |
11

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

Wpf 27Wpf 35Wpf 40Wpf 52Wpf 66Wpf 27 ht

Inhoudsopgave