INSTAllATIe
elektrische aansluiting
11. Elektrische aansluiting
De elektrische aansluiting moet bij het bevoegde elektriciteitsbe-
drijf worden aangemeld.
Aansluitwerkzaamheden mogen uitsluitend door een erkend vak-
man conform deze aanwijzing worden uitgevoerd!
WAARSCHUWING elektrische schok
Het apparaat moet voor het uitvoeren van werkzaam-
heden aan de schakelkast van de spanning worden los-
gekoppeld.
WAARSCHUWING elektrische schok
Aansluiting op het elektriciteitsnet is alleen als vaste
aansluiting mogelijk. Het toestel moet op alle polen met
een afstand van minstens 3 mm van de aansluiting van
het net kunnen worden losgekoppeld. Aan deze vereiste
wordt voldaan met schakelaars, vermogensschakelaars,
zekeringen enz.
Houdt u zich aan de NEN 1010 en aan de voorschriften van het
plaatselijke elektriciteitsbedrijf (EVU).
De aansluitklemmen bevinden zich boven de schakelkast. Om het
toestel op het elektrische net te kunnen aansluiten, moet de af-
dekking (zie afb. K) worden gedemonteerd.
In de schakelkast worden aangesloten:
- de spanningsvoorziening van de warmtepompen besturing
IWS
- de spanningsvoorziening van de compressor
- de stroomvoorziening van de brinepomp
de BUS-leiding (J-Y (St) 2x2x0,8)Er dient op te worden gelet
dat High, Low en Ground correct aangesloten worden.
- het vrijgavesignaal voor de Stand-alone-stand op aansluit-
klem X4/2. Hierbij moet de brug tussen X4/L en X4/2 worden
verwijderd.
De IWS (afkorting voor geïntegreerde warmtepompen besturing)
is een sokkel die standaard in de schakelkast van de warmte-
pompen ingebouwd is. De IWS schakelt de vermogensschakelaars
voor de compressor en de aanloopstroombegrenzing, neemt de
signaalingangen voor hogedruk-, lagedruk- en verzamelstoring
op en bevat de BUS-interface naar de WPM.
Voor het aansluiten moeten kabels worden gebruikt die aan de
voorschriften voldoen. Hiervoor dienen in de tabel „Technische ge-
gevens" de elektrische gegevens en het elektrisch aansluitschema
in acht te worden genomen.
De functie van de trekontlasting dient te worden gecontroleerd.
Bedieningshandleiding van de warmtepompmanager WPM in acht
nemen.
De circulatiepomp voor de warmtegebruikzijde dient overeen-
komstig het elektrische aansluitschema resp. de voorschriften te
worden aangesloten.
Bij buitenplaatsing alleen weerbestendige aansluitkabels conform
NEN 1010 gebruiken. Er zijn ten minste rubberen slangen met de
code 60245 IEC 57 vereist. De kabels dienen in een installatiebuis
(beschermbuis) te worden gelegd.
Om bevriezing van de warmtepomp bij buitenopstelling of bij op-
stelling in een niet-vorstvrije ruimte te voorkomen, moet op de
www.stiebel-eltron.com
cv-retour van de warmtepomp de dompel-/aanlegsensor TAF PT
worden geïnstalleerd. De aanlegvoeler wordt op het elektrisch net
aangesloten via de aansluitklemmen X2/4 en X2/5.
Wanneer de verwarmingsretour temperatuur daalt tot + 8 °C,
worden de pompen van het verwarmingscircuit ingeschakeld. De
terugschakelhysterese bedraagt 4K.
Montage als aanlegvoeler
f Maak de buis schoon.
f
Info
De uitsparingen in de klembeugels hebben een verschil-
lend formaat.
f Duw de kleinere uitsparing van de klembeugel in een van de
f
inkervingen van de voeler.
f Duw de grotere uitsparing van de klembeugel op de voeler.
f
f Breng warmtegeleidende pasta aan op de voeler.
f
f Bevestig de voeler met de klembeugel en de kabelbinder.
f
Stand-alone-functie
In geval van nood kan de warmtepomp ook zonder de warmte-
pompmanager worden gebruikt (zie maatregelen bij storingen).
Alle aansluitkabels alsmede voelerleidingen moeten door de
hiervoor bestemde doorvoeropeningen in de achterwand wor-
den geleid.
WPF 20-66 |
13