Modus en positie van het AF-kader selecteren
Selecteer de AF-kadermodus of selecteer het AF-kader dat u wenst te gebruiken met de
modus Enkelvoudig AF-kader.
1
Als u [AF AREA] gebruikt, selecteert u M om de modus en de positie van het
AF-kader te kunnen selecteren.
2
Gebruik de hoofdregelaar en subregelaar of
de pendelknop om het AF-kader te selecteren.
TIPS
De positie van het AF-kader selecteren met
de pendelknop.
j U kunt de positie van het AF-kader wijzigen door op de
pendelknop te drukken. g"n FUNCTION" (blz. 99)
Een AF-kaderstand vastleggen
U kunt een vaak gebruikte AF-kaderstand en de positie van het AF-kader vastleggen.
Vervolgens kunt u de vastgelegde instelling ("home-positie") snel laden en gebruiken tijdens
het fotograferen.
Vastleggen
1
In het scherm uit Stap 2 van "Modus en positie
van het AF-kader selecteren" (gblz. 53) drukt
u tegelijk op de knop < en op de knop F.
• De home-positie wordt vastgelegd als u op de
knoppen drukt.
• De home-positie kan niet worden vastgelegd
als u zich in een menu bevindt.
Fotograferen
Om deze functie te kunnen gebruiken, dient u de functie [PHOME] vooraf toe te wijzen aan
de knop <. g"; FUNCTION" (blz. 97)
1
Druk op de knop <.
• De vastgelegde home-positie wordt geselecteerd. Druk nogmaals op deze knop om naar
de oorspronkelijke AF-kaderstand te gaan.
Instellen op B.
P
250 F5.6
250
250
F5.6
HP
Geeft aan dat het AF-kader wordt
vastgelegd.
2
53
NL