Onderwerpen waarop de camera moeilijk kan scherpstellen
Het kan moeilijk zijn om met autofocus in de volgende situaties scherp te stellen.
AF-teken knippert
Deze onderwerpen
worden niet
scherpgesteld.
AF-teken gaat branden
maar het onderwerp is
niet scherpgesteld.
Stel altijd scherp op iets dat een hoog contrast heeft en zich op dezelfde afstand als het
onderwerp bevindt, bepaal de compositie en neem de foto. g"Een foto kadreren en maken
na het vergrendelen van de scherpstelling (scherpstelvergrendeling)" (blz. 50)
Gemaakte foto's zien er witachtig uit
Dit kan gebeuren als de foto met tegenlicht of semi-tegenlicht gemaakt is. Dit wordt
veroorzaakt door het verschijnsel dat lichtverstrooiing of lichtspiegeling wordt genoemd.
Bedenk zoveel mogelijk een compositie waarbij een sterke lichtbron niet in het beeld wordt
opgenomen. Een lichtvlek kan zelfs optreden als een lichtbron niet in het beeld aanwezig is.
Gebruik een zonnekap om de lens tegen de lichtbron af te schermen. Als een zonnekap niet
helpt, gebruikt u uw hand om de lens tegen het licht af te schermen.
g"Verwisselbare lenzen" (blz. 129)
Onbekende heldere puntjes verschijnen op het onderwerp van de gemaakte foto
Dit kan worden veroorzaakt door vastgeraakte pixel(s) op het beeldopneemelement. Voer
[PIXEL MAPPING] uit. Als het probleem niet is opgelost, herhaalt u Pixel Mapping een
paar keer. g"Pixel mapping k Controleren van de beeldbewerkingsfuncties" (blz. 126)
Functies die niet vanuit menu's geselecteerd kunnen worden
Het is mogelijk dat sommige functies niet geselecteerd kunnen worden vanuit de menu's als
de pendelknop gebruikt wordt.
• Functies die niet ingesteld kunnen worden met de huidige stand Fotograferen
10
• Functies die niet ingesteld kunnen worden vanwege een functie die al is ingesteld:
Combinatie van [j] en [NOISE REDUCT.], enz.
Cameratrilling terwijl de camera uitgeschakeld is
De reden hiervoor is dat de camera het mechanisme van de beeldstabilisator initialiseert.
Zonder deze initialisering kan de beeldstabilisator niet goed werken.
De ingestelde functies worden weer op de standaard fabrieksinstellingen gezet.
Als u de functieknop verdraait of de camera uitschakelt in een andere fotografeerstand dan P,
A, S, M of n, worden functies waaraan wijzigingen werden aangebracht, hersteld naar de
standaard fabrieksinstellingen.
122
NL
Object met weinig contrast Extreem fel licht in het
Onderwerpen op
verschillende afstanden
midden van het beeld
Snel bewegende
objecten
Object zonder verticale
lijnen
Het onderwerp valt niet
binnen het AF-gebied