Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina
Inhoudsopgave

Advertenties

Sluitertijdvoorkeuze

De camera kiest automatisch de diafragmawaarde die past bij de sluitertijd die u hebt
ingesteld. Stel de sluitertijd in voor het soort effect dat u wilt bereiken. Met snelle sluitertijden
kunt u snelbewegende onderwerpen toch scherp op de foto krijgen, terwijl u met een trage
sluitertijd bewegingsonscherpte krijgt waarmee u een effect van snelheid of beweging kunt
creëren. Stel de sluitertijd in voor het soort effect dat u wilt bereiken.
Een korte
sluitertijd kan
een snelle actie
"bevriezen"
zonder
bewegings-
onscherpte.
Stel de functieknop in op S in en draai de hoofdregelaar (of de subregelaar) om de
sluitertijd in te stellen.
S
250
250
250 F5.6
F5.6
Sluitertijd
TIPS
De foto is onscherp:
j Tijdens macro- en telefoto-opnamen is het risico groot dat u de camera niet stil genoeg houdt
waardoor de opname onscherp wordt. Om dit te voorkomen, kiest u een snellere sluitertijd,
of gebruikt u een statief met 1 of 3 poten.
j Als de sluitertijd lang is, is de kans groter dat de camera beweegt. U kunt bewegingen van
de camera beperken door gebruik te maken van de beeldstabilisator.
g"Beeldstabilisator" (blz. 57)
Het interval van de belichtingsaanpassing wijzigen:
j Kan worden ingesteld in stappen van 1/3 EV, 1/2 EV of 1 EV. g"EV STEP" (blz. 102)
De diafragmawaarde knippert:
j De camera kan de foto niet optimaal belichten. Voor meer informatie,
zie "Waarschuwingsindicatie belichting" (gblz. 136).
L N
N
38
38
Door een langere
sluitertijd wordt
een opgenomen
snelle actie
onscherp. Deze
onscherpte roept
het gevoel van
een dynamische
beweging op.
Kortere sluitertijd
Langere sluitertijd
1
39
NL

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave