Besturen
Controleer of het stuursysteem normaal werkt, als de besturing flexibel
1
verloopt en als er ruis wordt gegenereerd.
2
Controleer of de disselboom normaal wordt gereset.
3
Breng olie aan op de lager in het stuursysteem.
Elektrisch systeem
Inspecteer het alarmsysteem en de veiligheidsvoorzieningen volgens de
1
gebruikersinstructies.
2
Controleer de werking van het display en bedieningselementen.
3
Controleer de werking van de microschakelaars en sensoren.
4
Inspecteer of de kabels en motor zijn bevestigd.
5
Inspecteer de contactgever en/of relais.
6
Controleer of de gegevens van de zekeringen correct zijn.
Controleer of de elektrische circuits beschadigd zijn. Controleer of de kabels
7
stevig vast zitten.
8
Inspecteer de koolborstel en vervang deze indien dat nodig is.
Hydraulisch systeem
1
Controleer de werking van het hydraulisch systeem.
Controleer of de hydraulische interfaces, slangen en buizen bevestigd,
2
luchtdicht en niet beschadigd zijn.
Controleer of de cilinder en de zuigerstang niet beschadigd zijn en of ze
3
luchtdicht en goed bevestigd zijn.
4
Controleer het pijl van de hydraulische olie. Pas aan zoals nodig.
5
Controleer de werking van de veiligheidskleppen. Pas aan zoals nodig.
6
Smeer de truck zoals weergegeven in het smeerschema.
7
Ververs de hydraulische olie elke 2000 uren gebruik of elke twee jaar.
Koppelmechanisme
1
Inspecteer of het koppelmechanisme vervormd, beschadig of verroest is.
2
Inspecteer of de as en aslager op de voorste en achterste vorken versleten zijn.
Inspecteer of de bovenste en onderste koppelstangen vervormd of gebroken
3
zijn.
4
Inspecteer of de voorste en achterste vorken gebarsten of gebroken zijn.
5
Inspecteer of de aansluitingen los zitten
36
D
W
M
T
S
●
●
●
D
W
M
T
S
●
●
●
●
●
●
●
●
D
W
M
T
S
●
●
●
●
●
D
W
M
T
S
●
●
●
●
●
Y
Y
Y
●
●
Y