1.4. Aandrijfmotor
Voorzorgsmaatregelen voor gebruik van de motor
–
Houd de omgeving schoon en droog. Plaats geen object in of op het oppervlak van de motor.
–
Zorg dat u de motor nooit overbelast.
–
Plaats nooit sterk magnetische objecten op dezelfde ruimte van de motor.
–
Controleer of het niveau van de ingangsspanning correct is.
–
Stop de stapelaar voor inspectie zodra u een abnormale geur van de motor gewaarwordt.
–
Houd de draadaansluiting tussen de motor en de controller zo kort mogelijk.
–
Schakel de voeding uit en stop de stapelaar onmiddellijk bij elektrische lekkage, plotse vermindering
van de rotatiesnelheid, krachtige trilling, extreem luid geluid, rook door oververhitting of ontsteking en
rook van elektrische contacten tijdens het gebruik van de motor.
–
Controleer regelmatig of de motor te warm is.
–
Controleer regelmatig of de motorstekker los zit, ontsteekt of rook afgeeft en of de isolatie
verouderd is.
Gebruik en reparatie
De onderdelen en componenten van de stator en de neutrale positie van de borstel, worden in de fabriek
afgesteld en mogen niet worden gedemonteerd en aangepast door de gebruiker zonder goedkeuring.
–
Inspecteer of de anker flexibel draait met werkelijke frictie.
–
Inspecteer of de draad die uit de motor (of de bedradingsklem) komt, correct en veilig is
aangesloten.
–
Zorg dat de borstel vrij in de borsteldoos schuift.
–
Inspecteer of het gebied tussen de collectorlamellen schoon is. Verwijder koolstofpoeder uit de
45