9)
Zorg dat er geen vlam in de buurt van de
batterij komt. Zorg dat er geen gereedschap in
de buurt van beide polen van de batterij komt,
anders kunnen er vonken of kortsluitingen
optreden.
10) Gebruik aanvullende verlichtingsmiddelen
wanneer er onvoldoende licht is op de werksite.
11) Rijd de stapelaar op een stevige en platte
betonnen bodem of andere soortelijke bodems.
Controleer vooraf de bodemtoestand van de
werksite. Maak de werksite schoon om alle
obstakels, afval, zand en olie- en watervlekken te
verwijderen.
12) Zorg dat u nooit teveel laadt!
13) Druk op de claxonknop voordat u opstart
om zeker te zijn dat er zich niemand in het
omgevende gebied bevindt.
14) Zorg dat de goederen niet afwijken van het
midden van de vork. Anders kunnen ze
gemakkelijk vallen wanneer de stapelaar draait
of wanneer u rijdt op een oneffen bodem.
Daarnaast bestaat in dergelijke gevallen meer
kans dat de stapelaar kantelt.
15) Start of stop de stapelaar niet of draai de
stapelaar niet in een plotse beweging.
16) De vorkheftruck mag niet werken terwijl de
vork hoog wordt opgetild.
17) Wanneer de goederen te hoog zijn
gestapeld en het gezichtsveld van de bestuurder
hinderen, moet u een helper voorzien of rijden
met de goederen op de achterkant van de
stapelaar geladen.
18) De wielen van de stapelaar zijn klein.
Daarom mag de stapelaar niet op straat rijden en
mag deze
alleen worden gebruikt op een
specifieke locatie.
19) Plaats uw hoofd, handen, voeten en
lichaam nooit onder de vorken. Ga nooit op de
vorken staan.
20) Plaats uw hoofd, handen, voeten en
lichaam nooit tussen het frame en de
assemblage voor het heffen, anders kunnen ze
gekneld raken en dodelijke letsels veroorzaken.
Plaats uw hoofd, handen, voeten en lichaam
nooit tussen de vorken en de onderste
koppelstang.
21) Rijd met de stapelaar een helling op met de
goederen aan de voorkant. Maak nooit een
bocht op een helling, anders kan de stapelaar
kantelen. Vermijd werken op een helling.
22) De rem zal actief zijn bij het uitschakelen,
. . . . .. . . . . . . . . . . . .. . . . . . . . . . . . . . . . . . .
daarom kan de stapelaar niet worden gesleept.
. . . . . .. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
23) Bedien de stapelaar in overeenstemming
met de vereisten hierin en op de labels.
Inspecteer de labels, tekens en identificaties en
vervang deze die beschadigd of verloren zijn.
24) Brandblusapparaten moeten voorzien zijn
op de werksite. De brandblusapparaten kunnen
14