2.2 Foutdiagnose en correctie van het hydraulische systeem
Fout
Er wordt geen olie
uitgepompt.
De uitgangsdruk van
de pomp is laag.
Er worden geluiden
gegenereerd door de
oliepomp.
De
tandwielpom
p werkt.
De
tandwielpom
p werkt niet.
De vorken kunnen
niet worden
neergelaten.
De
druk
van
de
veiligheidsklep
is
onstabiel of kan niet
worden verhoogd.
Mogelijke oorzaken
Het oliepeil in de olietank is laag.
Het filterscherm is geblokkeerd.
De lager is versleten. De houder en
O-ring zijn beschadigd.
De veiligheidsklep is verkeerd
afgesteld
Er is lucht in de oliepomp
Het filterscherm is geblokkeerd en
hierdoor wordt er cavitatie
veroorzaakt.
De olieviscositeit is te hoog en
hierdoor wordt er cavitatie
veroorzaakt.
Er worden luchtbellen gegenereerd
in de olie.
De olieleidingen zijn verstopt of
beschadigd.
De microhefschakelaar is los of
beschadigd.
De motor of de circuits zijn defect.
De elektromagnetische klep is
verstopt of beschadigd.
De drukafstelschroeven zitten los.
De drukafstelveer is vervormd of
beschadigd.
Het veiligheidsklepelement is
versleten of vastgelopen.
De pomp is ondoeltreffend.
Correctieve maatregel
Vul de olie bij naar het opgegeven peil.
Reinig olieleidingen en de olietank. Vervang de
hydraulische olie als deze vervuild is.
Vervang beschadigde onderdelen.
Verhoog de druk met een drukmeter.
Vul olie bij in de olietank. Wacht tot de luchtbellen
verdwijnen in de tank voordat u de pomp gebruikt.
Pas de slangen aan of vervang ze en maak het
filterrooster schoon.
Gebruik olie met viscositeit die geschikt is voor de
bedieningssnelheid van de oliepomp. Laat de pomp lopen
tot de olietemperatuur normaal is.
Identificeer de reden en voer dan correcties uit.
Voer de reparatie of vervanging uit.
Maak de schakelaar opnieuw vast of vervang deze.
Reviseren
Voer de reparatie of vervanging uit.
Pas de druk opnieuw aan en haal de schroeven aan.
Vervang het
Vervang het element of monteer het element opnieuw
na de reiniging.
Repareer de pomp.
58