Melding
Functiebeschrijving
De meldingsfunctie maakt het activeren van meldingen (fout, storing etc.) mogelijk op basis van
vast te leggen gebeurtenissen, indien deze langer als de gedefinieerde vertragingstijd optreden.
Wordt een melding geactiveerd, verschijnt in de bovenste statusbalk een waarschuwings-driehoek.
De LED-controlelamp van de module kan de status (kleur, knipperen) weergeven (instelbaar).
Daarnaast stellen uitgangsvariabelen gedurende de meldingsduur schakelsignalen ter beschikking.
Ingangsvariabelen
Vrijgave
Meld. activeren
Melding wissen
Waarsch.sign UIT
➢ Iedere meldingsfunctie heeft een wissende ingang, welke via een digitale ingang met een
resetknop verbonden kan worden of het automatisch wissen door een andere functie
toestaat. Met Gebruiker / AAN geschiedt het wissen van de melding automatisch, zodra de
meldingsoorzaak wegvalt.
Parameters
Type
Prioriteit
Vertragingstijd
Pop-up venster
Status-LED
Waarsch.signaal
Dominant autom.
terugzetten
Melding wissen
Storing ontgrendelen
Algehele vrijgave van de functie (digitale waarde AAN/UIT)
Digitaal ingangssignaal AAN/UIT van de activerende gebeurtenis
Digitale ingangsimpuls AAN/UIT voor het wissen van de melding
Digitale ingangsimpuls AAN/UIT voor het uitschakelen van het
waarschuwingssignaal
Keuze: Fout, Storing, Waarschuwing, Melding
Opgave van de prioriteit (1 – 10)
Opgave van de vertragingstijd voor de activering van de melding
Keuze: Ja / Nee – zonder functionaliteit in de module
Vastleggen van de status van de controlelamp op de moduls
Keuze: ongewijzigd, groen, oranje, rood, groen knipperend, oranje
knipperend, rood knipperend
Keuze: Ja / Nee – zonder functionaliteit in de module
Keuze: Ja / Nee, bij keuze „Ja" worden dominant geschakelde
uitgangen na het wegvallen van de meldingsoorzaak weer
vrijgegeven.
Afhankelijk van het meldingstype en instellingen kan via deze
schakelknoppen de melding worden gewist (na het wegvallen van de
meldingsoorzaak) en de storing worden ontregeld.
Melding
105