17 SuperUser-mode
17.2 Sensorparameters
17.2
Sensorparameters
In de SuperUser-mode wordt het menupunt Sensortype aan het einde van de invoer in de programmavertakking
Parameter in beeld gebracht, ook als de sensoren door de transmitter herkend zijn.
Parameter\...\Sensortype\Q2E-314
• Druk op ENTER.
of:
Parameter\...\Sensortype\Speciale versie
• Kies Speciale versie om de sensorparameters in te toetsen.
• Druk op ENTER.
Parameter\...\Sensortype\Speciale versie\Sensor gegev. 1
• Als u Speciale versie heeft gekozen, moet u de sensorparameters intoetsen.
De sensorparameters moeten door de fabrikant ter beschikking gesteld worden.
• Druk na elke invoer op ENTER.
17.3
Vastleggen van de stromingsparameters
In de SuperUser-mode kunt u enkele stromingsparameter (profielgrenzen, correctie van de stromingssnelheid) vastleggen
voor de betreffende toepassing of het betreffende meetpunt.
Spec. functie\SYSTEEM inst.\Meten\Kalibratiegege.
• Kies het menupunt Kalibratiegege.
• Druk op ENTER.
Spec. functie\SYSTEEM inst.\Meten\Kalibratiegege.\voor kanaal A
• Kies het meetkanaal waarvoor u de stromingsparameters wilt vastleggen (in dit geval: Kanaal A)
• Druk op ENTER.
17.3.1
Profielgrenzen
Spec. functie\...\Kalibratiegege.\...\Profielgrenzen
• Kies eigen als u de profielgrenzen wilt vastleggen. Als u fabriek kiest, worden de vooraf ingestelde profielgrenzen
gebruikt en verschijnt het menupunt Calibration in beeld.
• Druk op ENTER.
Spec. functie\...\Kalibratiegege.\...\Laminar flow
• Voer het max. getal van Reynolds in waarbij er sprake is van een laminaire stroming. Het ingevoerde getal wordt op
honderdtallen afgerond. Toets nul in om de vooraf ingestelde waarde 3000 te gebruiken.
• Druk op ENTER.
Spec. functie\...\Kalibratiegege.\...\Turbulent flow
• Voer het min. getal van Reynolds in waarbij er sprake is van een turbulente stroming. Het ingevoerde getal wordt op
honderdtallen afgerond.
Toets nul in
• Druk op ENTER.
138
om de vooraf ingestelde waarde 3000 te gebruiken.
FLUXUS F801
2020-06-26, UMFLUXUS_F801V1-0NL