Figuur 3. Plaatsing van de linkerventriculaire elektrode
1.
Invoer in de coronaire sinus via het coronaire ostium en in de grote hartader
Intra-operatieve metingen
Het is belangrijk om de stimulatiedrempel en waarneming te controleren zodra men van mening is dat de elektrode in een geschikte
positie ligt. Voor deze elektrische metingen wordt een stimulatiesysteemanalysator (Pacing System Analyzer, PSA) aanbevolen.
VOORZICHTIG
Een elektrode die in het hart geplaatst is, zorgt voor een direct stroompad met lage impedantie naar het
myocardium.
Gebruik voor elektrische metingen alleen testapparatuur op batterijvoeding.
Verbinding met de Pacing System Analyzer
VOORZICHTIG
Bij IS4-elektroden gebruikt u een steriel patiëntsnoer met een plunger clip (zoals Model 4160 of 4161) of de
IS4/DF4-connectorhuls (Model EX3151). Het gebruik van krokodillenklemmen rechtstreeks op de elektrode wordt
afgeraden omdat deze de elektrode kunnen beschadigen.
Trek de tip van de voerdraad of de stylet onder fluoroscopie terug naar het gebied van het rechteratrium.
1.
Gebruik de PSA-kabels om de pin van de geïmplanteerde stimulatie-elektrode te verbinden met de analysator. Het wordt
2.
aanbevolen om de PSA te programmeren op "off" of "passive" terwijl de verbindingen worden gemaakt.
Sluit de PSA-kabels (kathode en anode) aan op de gewenste elektrodes.
3.
OPMERKING
Sluit voor unipolaire metingen de positieve PSA-kabel (anode) aan op een geschikte indifferente elektrode die zich in het
subcutane weefsel van de pocket bevindt.
OPMERKING
Gebruik een PSA-klem niet als een indifferente elektrode door deze direct op het weefsel aan te sluiten. Hierdoor kan het
weefsel beschadigd worden, waardoor foutieve stimulatiedrempels en impedantiemetingen worden verkregen. Sluit de
positieve PSA-kabel aan op een speciale indifferente elektrode of op een gesteriliseerd operatie-instrument met een groot
oppervlak, zoals het metalen handvat van een vaatklem die in de pocket geplaatst is.
Raadpleeg voor meer informatie over het gebruik van de PSA de PSA-handleiding.
Stimulatie- en waarnemingsdrempelwaarden
Bij plaatsing in het linkerventrikel kunnen de drempels vergelijkbaar zijn aan de drempels die zijn verkregen met elektroden voor het
rechterventrikel. Extreem hoge drempels kunnen erop wijzen dat de elektrodetip niet adequaat is gepositioneerd.
Raadpleeg de handleiding van de pulsgenerator voor meer informatie over aanvaardbare drempels en amplituden.
Mechanische stabiliteit
Verifieer de mechanische stabiliteit van de elektrode door een externe pacemaker of PSA in te stellen op een pulsamplitude van 0,1-
0,5 V boven de stimulatiedrempel en een frequentie die 10-20 min
patiënt diep inademen of hoesten. Verifieer met fluoroscopie en ECG of de elektrode stabiel blijft en hartstimulatie behouden blijft.
-1
sneller is dan het intrinsieke ritme van de patiënt. Laat de
8