10 - OPSTARTEN
10.1 - Controles vooraf
Probeer nooit om de warmtepomp te starten zonder de
gebruiksaanwijzing volledig te lezen en te begrijpen en zonder de
volgende voorzorgsmaatregelen te hebben genomen:
- Controleer de circulatiepompen van het gekoelde water, de
luchtbehandelingsunits en alle andere apparatuur die is
aangesloten op de condensor.
- Raadpleeg de instructies van de fabrikant.
- Zie het met de unit meegeleverde elektrische schema.
- Zorg ervoor dat er geen koudemiddel lekt.
- Controleer of alle veiligheidsbanden van de leiding goed
vastzitten.
- Controleer of de elektrische aansluitingen veilig zijn
10.2 - Aan de slag
BELANGRIJK:
- De inbedrijfstelling en het opstarten van de koelmachine
moeten gebeuren onder toezicht van een gekwalificeerde
koeltechnicus.
- Inbedrijfstelling en bedrijfstesten moeten worden
uitgevoerd met een thermische belasting en er moet
voldoende water door de condensor stromen.
- Alle aanpassingen van setpoints en tests van de regeling
moeten worden uitgevoerd voordat de unit wordt
opgestart.
- Raadpleeg hiervoor de handleiding van de 61AF
SmartVu
-regeling.
TM
De unit moet opstarten in "Local ON" modus. Zorg ervoor dat alle
beveiligingsinrichtingen operationeel zijn, met name de
hogedrukschakelaars
10.3 - Werking van twee units in master/slave-
bedrijf
De regeling van een master/slave-unit bevindt zich in het
retourwater en vereist geen extra opnemers (standaardconfiguratie).
Deze kan ook in het uittredewater zijn geplaatst. In dit geval
moeten twee extra sensoren worden toegevoegd aan het
gemeenschappelijke leidingstelsel.
Alle parameters die nodig zijn voor de master/slave-functie moeten
worden ingesteld via het serviceconfiguratiemenu. Alle externe
aansturingen van de master/slave-combinatie (bijv. start/stop,
setpoint, deellast) worden geregeld door de als master
geconfigureerde unit en moeten dus ook alleen op de master-unit
worden toegepast.
Afhankelijk van het installatie- en regeltype kan elk apparaat zijn
eigen waterpomp regelen. Installeer terugslagkleppen in de
uittredewaterleiding van elke unit, zie de volgende schema's. Als
er maar één gemeenschappelijke pomp is voor de twee units, kan
de master unit deze regelen. In dit geval moeten op elke unit
afsluitkleppen worden gemonteerd.
Deze worden bij het openen en sluiten geactiveerd door de
aansturing van elke unit (en de kleppen worden geregeld met
behulp van de speciale waterpompuitgangen).
Standaard configuratie: regeling op retourwater
Configuratie: regeling op wateruittrede
Verklaring
B
Master-unit
C
Slave-unit
Extra CNN-print (één per apparaat, met aansluiting via communicatiebus)
Schakelkasten van de master- en slave-units
Waterintrede
Wateruittrede
Waterpompen voor elke unit (ingebouwd in units met hydromodule)
Extra sensoren voor de regeling van uittredend water, aan te sluiten op kanaal
T
1 van de slave-prints van elke master- en slave-unit
CCN-communicatiebus
Aansluiting voor twee extra sensoren
Vermogensschakelaar
29