7 - ELEKTRISCHE AANSLUITING
Zie de met de unit geleverde officiële maatschetsen (deze zijn ook
op internet beschikbaar).
7.1 - Elektrische voeding
De elektrische voeding moet overeenkomen met het voltage zoals
aangegeven op de kenplaat van de unit. De voedingsspanning
moet liggen binnen de limieten aangegeven in de tabel met
elektrische gegevens. Zie voor aansluitingen de elektrische
schema's en de officiële maatschetsen
WA A R S C H U W I N G : B e d r i j f v a n d e u n i t m e t e e n
voedingsspanning buiten de gespecificeerde limieten, of met
een veel te hoge fase-onbalans, kan schade veroorzaken die
niet door de garantie wordt gedekt. Als de fase-onbalans
groter is dan 2% voor de spanning, of 10% voor de stroom,
neem dan direct contact op met uw elektriciteitsbedrijf en
zorg ervoor dat de warmtepomp niet wordt ingeschakeld
voordat corrigerende maatregelen zijn getroffen.
7.2 - Faseonbalans spanning (%)
100 x max. afwijking van gemiddelde spanning
Gemiddelde spanning
Voorbeeld:
Bij een aansluiting van 400 V - 3F - 50 Hz waren de gemeten
individuele fasespanningen:
AB = 406 V ; BC = 399 V ; AC = 394 V
Gemiddelde spanning
= (406 + 399 + 394)/3 = 1199/3
= 399,7 soit 400 V
Bereken de maximale afwijking van het gemiddelde van 400 V:
(AB) = 406 - 400 = 6
(BC) = 400 - 399 = 1
(CA) = 400 - 394 = 6
De maximale afwijking van het gemiddelde is 6 V. Het grootste
percentage afwijking is: 100 x 6/400 = 1,5 %
Dit is minder dan de toegestane 2% en dus acceptabel.
7.3 - Aanbevolen aderdiameters
Het dimensioneren van de elektrische bekabeling is de
verantwoordelijkheid van de installateur en is afhankelijk van de
specifieke kenmerken van een project en de plaatselijke
voorschriften. Het onderstaande is slechts bedoeld als richtlijn.
Carrier is niet aansprakelijk voor eventuele schade die hieruit
zou kunnen voortvloeien. Nadat de bekabeling is gedimensioneerd
moet de installateur, met behulp van de meegeleverde officiële
maatschets, zorgen voor een gemakkelijke aansluiting en
modificaties aangeven die op locatie moeten worden uitgevoerd
De aansluitingen die standaard zijn voorzien voor de op het werk
aan te leggen voedingskabels naar de hoofd-/werkschakelaar zijn
ontworpen voor het aantal en het type kabels zoals in onderstaande
tabel staat vermeld.
De berekeningen zijn gebaseerd op de maximale machinestroom
( z i e t a b e l l e n m e t e l e k t r i s c h e g e g e v e n s ) . S t a n d a a r d
installatiemethodes voor buiten geïnstalleerde units zijn toegepast
in overeenstemming met IEC 60364, tabel 52C:
- Nr. 17: bovengrondse leidingen,
- N r. 6 1 : o n d e r g r o n d s e k a b e l d o o r v o e r m e t e e n
reductiecoëfficiënt van 20.
De berekening is gebaseerd op met PVC of XLPE geïsoleerde
kabels met koperen geleiders. Gerekend is met een maximum
omgevingstemperatuur van 40°C voor 61AF units. De vermelde
kabellengte beperkt het spanningsverlies tot < 5%.
Motor
BELANGRIJK: Voordat de elektrische hoofdvoedingskabels
(L1-L2-L3) op de klemmenstrook worden aangesloten, moet
de juiste volgorde van de 3 fasen worden gecontroleerd
voordat de aansluiting wordt gemaakt op de hoofdschakelaar.
7.3.1 - Doorvoer voedingskabel
De voedingskabels kunnen via de onderkant of de zijkant in de
schakelkast van de 61AF unit worden geleid, bij de onderkant van
het hoekijzer. Voorgestanste gaten maken de invoer makkelijker.
Zie de officiële maatschets van de unit. Via een opening onder in
de schakelkast kunnen de kabels worden binnengevoerd.
7.4 - Op het werk aan te leggen
stuurstroombedrading
Belangrijk: De aansluiting op het werk van verbindingscircuits
brengt veiligheidsrisico's met zich mee: bij veranderingen
van de schakelkast moet de apparatuur altijd conform de
lokale voorschriften blijven. Voorzieningen moeten getroffen
worden om toevallig elektrisch contact te voorkomen tussen
de circuits die verschillende bronnen van stroom voorzien:
- Dekabeltracésen/ofeigenschappenvandegeleidingsisolatie
moeten dubbele elektrische isolatie verzekeren.
- In geval van losraken van stuurstroombedrading in de
schakelkast moet deze zodanig bevestigd zijn dat de
draad niet in aanraking kan komen met andere
spanningsvoerende delen
Zie de handleiding van de regeling van de 61AF SmartVu
het gecertificeerde bedradingsschema dat wordt meegeleverd
met de unit voor de externe stuurstroombedrading van de volgende
kenmerken:
- Condersorpompregeling (verplicht)
- Externe schakelaar aan/uit
- Externe schakelaar capaciteitsbegrenzing
- Extern dubbel setpoint-contact
- Alarm, waarschuwing en bedrijfsmelding
7.5 - Elektrische voeding
Nadat de unit in bedrijf is gesteld, mag de hoofdstroom alleen
worden afgekoppeld voor kort onderhoud (voor een dag maximaal).
Voor langere onderhoudswerkzaamheden of wanneer de unit
buiten gebruik wordt gesteld, moet de voeding van de unit
p e r m a n e n t g e h a n d h a a f d b l i j v e n ( v o e d i n g v a n d e
verwarmingselementen voor de vorstbeveiliging van de unit).
7.6 - Voeding (-24V) voor externe aansturing
Als alle mogelijke opties zijn aangesloten, zorgt de transformator
voor de beschikbaarheid van een bruikbare voeding van 24 VA of
1 A voor het lokale stuurstroomcircuit. Deze vermogensreserve
kan niet worden gebruikt in geval van een regeling met extra
elektrische verwarmingselementen.
en
TM
21