A
Type laadpunt
Locatie parkeerplaats Serienummer
Pro
Parkeerplaats B4
Lite
Parkeerplaats B5
Lite
Parkeerplaats B6
A. Vul eerst de gegevens van het Business Pro laadpunt in. Vul vervolgens de gegevens in van het Business Lite
laadpunt dat rechtstreeks is aangesloten op het Business Pro laadpunt en ga verder met de gegevens van elk
Business Lite laadpunt in de volgorde van onderlinge aansluiting.
B. Noteer de parkeerplaats of locatie-ID waarop het laadpunt is geïnstalleerd om deze gemakkelijk te
identificeren tijdens het gebruik, de analyse en het eventueel oplossen van problemen.
C. Noteer het serienummer van het laadpunt. Het serienummer is te vinden op de sticker aan de rechterkant van
het laadpunt (zie afbeelding 1).
D. Noteer de maximale stroom per fase voor elk laadpunt.
E. Controleer de gebruikte faserotatie-optie* voor elk laadpunt. Het is een goede werkwijze om de drie opties
achter elkaar te gebruiken om te zorgen voor een gelijkmatige verdeling over alle fasen.
* Mogelijke opties voor faserotatie:
Optie 1: L1, L2, L3
Optie 2: L3, L1, L2
Optie 3: L2, L3, L1
Zie hoofdstuk 3.6. voor meer informatie over faserotatie.
F. Scan de QR-code aan de onderkant van het formulier en vul het serienummer in om te controleren of het
laadpunt online is.
LET OP
Als het installatieformulier vol is, gebruik dan een nieuw installatieformulier op de achterkant van een
andere meegeleverde installatiehandleiding. Bij elk laadpunt wordt er één meegeleverd. Kopieer de details van
het Business Pro laadpunt in de eerste rij om weer te geven dat de Business Lite laadpunten deel uitmaken van
dezelfde groep.
Instellingen voor de laadcapaciteit
Maximale stroomsterkte per fase, alle laadpunten
gecombineerd
Maximale stroomsterkte per fase van de huisaansluiting
(optioneel voor DPM voor bedrijven)
De noodstroom van de laadpuntgroep (optioneel voor
DPM for Business)
Vul de maximale stroomsterkte per fase van de huisaansluiting en de maximale stroomsterkte per fase voor alle
laadpunten gecombineerd onderaan op het installatieformulier in.
LET OP
De noodstroom van de laadpuntgroep is de energie die altijd ter plaatse beschikbaar is voor de
laadpuntgroep. Als de Dynamic Power Management for Business-module wordt losgekoppeld, zal de maximale
stroom per fase van alle laadpunten samen terugvallen op deze waarde.
1. Controleer of de toegepaste overstroombeveiligingen in de verdeelkast zijn uitgeschakeld.
2. Meet de isolatieweerstand (IR), deze moet >1MΩ zijn.
3. Controleer of alle schroeven en aansluitingen stevig vastzitten.
4. Controleer of alle fasedraden correct zijn aangesloten.
5. Controleer of de datakabels correct zijn aangesloten.
6. Meet of de spanning op de toegepaste installatieautomaat, aardlekschakelaar of aardlekautomaat in de
meterkast binnen 10% van 230 V tussen de fase(s) en de nulgeleider ligt, alvorens de beveiligingsinrichting
Installatiehandleiding – Business Pro & Lite 3.0 - 19SRNL02
B
C
0 9 5 0 0 0 0 4
0 8 1 0 1 2 6 6
0 8 1 0 1 2 5 3
Waarde (A)
D
Max. stroom
Gebruikte optie voor
(A)
faserotatie
L1-L2-L3
L3-L1-L2
●
25
○
25
○
32
Opmerkingen
E
F
Online?
L2-L3-L1
○
○
⃞
●
○
⃞
○
●
⃞
51
NL